SLAA

SLAA

De Poëziepodcast: Tom Lanoye

Daan Doesborgh

De Poëziepodcast: Tom Lanoye

Daan Doesborgh

Onbedoeld is 2019 toch een beetje het jaar van het drieluik aan het worden. Het jaar begon met aflevering drie uit een drieluik over de Dichter des Vaderlands, en nu zitten we, letterlijk, middenin een drieluik over de vijftigste editie van Poetry International, die plaatsvindt van 13 tot en met 16 juni aanstaande, in Rotterdam. Vorige maand sprak ik Thomas Möhlmann, die voor de bloemlezing De mooiste gedichten van de wereld een gedicht koos van Boris Ryzji, en dus bij mij aanschoof om het over Ryzji, het festival en natuurlijk zijn eigen poëzie te hebben. Deze maand komen we zowel in de tijd als in de podcast nog iets dichter bij Poetry International 2019, met een dichter die op het festival op gaat treden: Tom Lanoye.

Mijn favoriete podcastgasten zijn die waarbij ik eigenlijk alleen maar aanwezig hoef te zijn om de recorder aan en uit te zetten, en Tom Lanoye is zo’n gast. Ons gesprek duurde bijna een uur, en ik heb zes vragen gesteld, waarmee we uitkomen op een gemiddelde lengte van 10 minuten voor de antwoorden van Tom. Het leidt wel tot luxeproblemen: op een vraag van mij over Elsschot volgde een uitweiding van ruim twaalf minuten waarin eerst het proza van Vlamingen en Nederlanders met elkaar werd vergeleken, toen de zeventiende-eeuwse schilderkunst, toen de volksaard, vervolgens zei Tom dat het voor de toenadering tussen Nederland en Vlaanderen zo belangrijk is dat een festival als Poetry International bestaat, daarna ging het nog even over de drankinname van Paul Snoek (over wie later meer), en tot slot over de drankinname van Tom Lanoye, die immers ook uit Sint-Niklaas komt.

Hoewel het voor mij heus niet per se altijd over poëzie hoeft te gaan in de Poëziepodcast leek het me toch mooier, en misschien ook wel wat overzichtelijker om dit hele stuk eruit te knippen, dus zijn prachtige betoog blijft mijn privébezit. En iedereen die zich afvraagt of ik wel onafhankelijk van Poetry International ben in mijn montagebeslissingen: Toms lofrede op de verbindende functie van het festival is dus óók gesneuveld (maar leeft wel voort in dit artikel).

Goed, voor ik zelf ook al te veel omtrekkende bewegingen ga maken, het is tijd om het over Paul Snoek te hebben. Toevallig heeft ook Tom zijn keuze uit De mooiste gedichten van de wereld meegenomen, en dat zou best wel eens te maken kunnen hebben met wat hij zijn kleine queeste noemt om het werk van Snoek aan de vergetelheid te ontrukken. In de Koppernikuitgave Te koop, babyschoentjes, nooit gedragen heeft hij ook al een kort verhaal van Snoek op laten nemen, nu zit er ook al een gedicht van Paul Snoek in de Poëziepodcast, kortom, als dit een kleine queeste is dan wil ik niet weten hoe een grote queeste eruit ziet.

Vijfde gedicht voor Maria Magdalena

Van je eerste tot je laatste lichaam,
liefste, laat mij al de minnaars zijn.
Eerst de jonge danser, zacht en eenzaam,
die je speeksel zoekt en drinkt als wijn.

Later de gevreesde die zijn mieren
jaagt van hoer naar hoer, tot onze schade.
Soms de sterke met verstilde spieren,
hemelsbreed van blijdschap en genade.

Laatst de vader die het zaad zal dragen,
van je vrucht de vruchteloze pijn,
en aan al je lichamen zal vragen:
liefste, laat mij de geliefde zijn.

Paul Snoek, uit: De mooiste gedichten van de wereld, Podium 2019.

Tom vertelt dat hij het jarenlang ondenkbaar had geacht dat Paul Snoek ooit in de vergetelheid zou raken, omdat hij tijdens zijn leven vrijwel op gelijke hoogte met Claus werd geplaatst, en ook diezelfde veelzijdigheid in zich had: dichter, prozaïst, schilder. Toch is het gebeurd, verbazingwekkend snel, en Tom voelt een plicht om daar iets aan te doen. Hij is de 39e dichter die ik in deze podcast ontvang, en nog nooit heeft iemand een gedicht van Claus meegenomen, dus het begin is vast gemaakt.

Er valt me een interessante trend op in de podcast. Waar ik voorheen altijd, keurig volgens mijn concept, eerst om een voordracht vroeg, dan het gedicht besprak, om af te sluiten met weer een voordracht, en dan het volgende gedicht, komt het nu steeds vaker voor dat we na die tweede voordracht toch nog een keer wat technische aspecten van het gedicht gaan bespreken. Bij de twee voordrachten ontstaan zo ook twee gesprekken. In het eerste is ruimte voor zijpaden, biografische bespiegelingen en persoonlijke verwantschappen, en in dat tweede, kleine gesprekje, als een soort toegift, staat het gedicht op zichzelf als een technisch kunststukje, waar twee onderlegde liefhebbers even aan frunniken.

Zo gaat het dus deze maand ook weer, maar daarna is het toch tijd voor Toms eigen gedicht, het slotakkoord uit het Poëziegeschenk van dit jaar, Vrij – wij?

L’ENVOYE DE LANOYE

Nageslacht — zo u nog leest

en dit verzoekschrift tot u neemt:

wees streng.

Ik schoot in alles wat ik deed tekort, gemeten

naar de sterrenhemel waarin ik mij verloor

nog voor ik hem tot dansparket kon temmen.

Ik had hem willen voelen aan mijn blote voeten

terwijl ik walste met de zon. Nog steeds vergis

ik mij in de aanraakbaarheid van élke horizon.

Als ik me haat, is het daarom: ik ken geen maat.

Altijd: te veel, te luid, te grof, te groot, te graag en nooit

genoeg. Een drietal zielen in één borst. De nar, de nerd

en een vertwijfelde die zijn verlossing zoekt in zwoegen.

Toekomstige — zo u nog leest

en deze bede tot u neemt:

wees mild.

Het zijn geen adelbrieven die ik voor kan leggen,

geen dwangbevel, geen bedelwoord van boeven

met het koord al om hun nek. Ik vraag u niets en

voer ook geen verborgen protocollen in mijn schild.

Als ik u raak, hoop ik hierom: hooguit mijn spraak

waarvan de klank bedoeld is om het lot, ook zonder god,

van elk van ons hoofdschuddend, maar des te meer

meeslepend te bezingen. Tot slot: het wreed besluit

dat na die opera geen echo klinkt, laat staan gejuich.

Alleen het zwijgen van miljarden levens. Ooit bestaand,

voluit, voldaan, en nu verdwenen. Weer stof en slik. Weer

één. Zo zal ’t ook ons vergaan.

Ik ben maar u.

En u bent ik.

Tom Lanoye, uit: Vrij – Wij?, Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek, 2019

Na het Boekenweekgeschenk, het Poëziegeschenk en het theaterstuk voor Theater na de Dam zou Tom dolgraag ooit nog eens het Boekenweekessay schrijven (CPNB, letten jullie op?) maar voor nu hebben we het over het Poëziegeschenk. Tom geeft toe dat het bij de titel ‘l’envoye de Lanoye’ wel een beetje meespeelde dat hij de Nederlanders de juiste uitspraak van zijn achternaam wil leren (lanwah dus, en niet lanooje), maar een fonetische weergave op nota bene het omslag van het Boekenweekgeschenk heeft ook al niet geholpen, dus zijn verwachtingen zijn bescheiden. Maar ik heb nog meer kritische vragen, dus ik vraag of hij het zelf niet nog wat vroeg vindt voor een gedicht dat leest als een poeticaal testament. Nee, Tom is dit jaar zestig geworden en naast deze bundel, die inderdaad een overzicht van zijn carrière geeft door een staalkaart van zijn technieken te tonen, is er ook nog een boek over alle samenwerkingen tot dusver, en een voorstelling over alle voorstellingen, maar het is ook goed om af en toe een pas op de plaats te maken, zodat je daarna weer opnieuw kan beginnen.

En opnieuw beginnen, dat komt wel goed, want Tom wil zodra hij al zijn deadlines heeft afgerond (is dat moment er ooit, Tom Lanoye?) aan een nieuwe bundel beginnen. Voor het zo ver is komt hij dus eerst nog naar Rotterdam voor Poetry International. Het festival vindt plaats van 13 tot en met 16 juni. Kom vooral kijken naar Tom of naar mij. Tom ziet er vooral naar uit om samen met Antjie Krog op te treden, daar mag je hem namelijk midden in de nacht voor wakker maken. We zitten in hetzelfde hotel, dus die uitspraak gaan we eens op de proef stellen.