SLAA

SLAA

In maart 2018 volgden zes jonge literatuurschrijvers onze sciencefiction-schrijfworkshops De Geschiedenis van Morgen. De verhalen die uit die workshops voortkwamen, publiceren we hier. Lees hier ‘Machine’ door Simone Atangana Bekono.

Machine

Ik dacht eigenlijk dat het niet was gelukt. Hoewel de machine me goed door elkaar had geschud, kon het niet gelukt zijn. Alsof de puzzel waar ik uit bestond wel degelijk kapot was gegooid, maar ik daarna met dezelfde stukjes weer in elkaar was gezet. Terwijl twee zusters me kwamen afdrogen probeerde ik een glimp van mijn weerspiegeling op te vangen, maar de damp van de kokende vloeistoffen die samen met mij de cabine uit waren gekomen besloegen de twee meter hoge spiegel als een giftige mist. Roze en gifgroen stoom weerhield me ervan mijn spiegelbeeld te zien. Zou aan mijn gezicht te zien zijn of ik was veranderd? Herinneringen vlogen als wolken langs de bergtop van mijn bewustzijn. Ik probeerde zo nu en dan naar een van hen te grijpen, maar leek dan in lucht te graaien, kon me niet focussen, was te gedesoriënteerd om grip te krijgen op mijn gedachtes.

Ik probeerde me voor de geest te halen wat er in het voorbereidende document had gestaan. Ik wist nog dat er iets werd gezegd over pijnlijke gewrichten, migraine, maar hoe zat het dan met geestelijke bijwerkingen? Was daar iets over gezegd?

Ik leunde zwaar op de zusters die me naar de uitgang van de cabineruimte leidden. Toen de deur automatisch open schoof was de koelte van de wachtkamer welkom. De achtergrondmuziek in combinatie met het kunstmatige, gelige licht zorgde voor een gevoel van halfslaap, alsof ik heel lang vast bleef zitten in dat moment net voor je eerste, concrete waarneming in de ochtend.

‘We laten je nu even bijkomen,’ zei een van de zusters toen ik op een bankje werd gezet. Er werd een kleed om mijn schouders gelegd, een fles water naast me neergezet. Ze glimlachte naar me als een moeder die haar kind met een schaafwond thuis zag komen: meelevend, maar niet verrast.

Het idee was niet alleen om me te ontdoen van allerlei negatieve herinneringen en gedachteschakelingen, maar ook een aantal positieve associaties en gedragingen te uploaden. Dat tweede was een nieuwe feature van het Hoofdbreinkantoor die me een hoop geld had gekost, maar juist omdat het zo duur was leek het me dat het daarom ook wel zou werken. Dat het me eindelijk zou geven wat ik nodig had om de volgende stap in mijn carrière te zetten, misschien zelfs in mijn leven. Ze zeggen altijd: schrijf wat je weet. Dat had ik jaren gedaan en ergens, misschien na mijn derde boek, misschien al na de dichtbundel, begon ik te merken dat ik ziek werd van wat ik wist. Telkens maar dat in mezelf gekeerde gezwets. Alles zo zwartgallig. Interviews die uitmondden in huilerige bekentenissen over alle traumatische dingen die me in mijn jeugd waren overkomen, alsof dat mijn werk meer diepgang zou geven.

De meeslepende verhalen bleven uit, de grootse gedichten, een magnum opus. Ik snakte naar nieuwe perspectieven, veranderingen, een ontwikkelde kennis die ervoor zou zorgen dat mijn volgende werk niet alleen meer over het leven inzichtelijk zou maken maar ook vernieuwend zou kunnen worden, qua stijl, qua ritmes, qua associaties. Ik had er tijdens de assessments van het Hoofdbreinkantoor al over gefantaseerd, zo erg dat ik de nieuwe woordcombinaties en metrums van mijn toekomstige gedichten al bijna voor me zag, op opmerkelijke, fascinerende manieren op papier gedrukt, voorgelezen met koren of bombastische soundscapes, geprojecteerd in de metro, geïnstalleerd in schilderijen. Ze moesten alleen nog komen. Dit zou helpen, had ik bedacht. Het moest wel.

Wat ze doen bij het Hoofdbreinkantoor is heel simpel. Je wordt een maand lang geacht om met een apparaat lijkend op een koptelefoontje op te slapen. Tijdens je slaap wordt je onderbewustzijn gescand. Al je terugkerende dromen, gedachten, herinneringen, de mensen en dingen waar je het meest aan denkt, alles in een bestandje, data, in procenten en nummers verwerkt. Zoveel procent van je dagelijkse gedachtes wordt in beslag genomen door geld. Zoveel procent door eten. Ik dacht zo’n vijftig keer per dag aan die jongen ik een jaar geleden voor het laatst zag. Van die vijftig keer was ik misschien dertien keer bewust bezig met hoe het anders had kunnen lopen. Dat soort dingen krijg je zwart-op-wit in een map, waar de gemiddelde kandidaat zich aardig vernederd door voelt. Zelfs hoogleraren die meededen aan de eerste experimenten van de Hoofdbreinmodificatiemachine, bleken aan de meest basale dingen vaker te denken dan aan kwantummechanica of politicologie. Niemand is een uitzondering. De invulling van al die gedachtes echter, de details, de specifieke content, die is per persoon wel verschillend. Daar zijn de dokters in geïnteresseerd. Aan de hand van die content wordt via de Hoofdbreinpatroonmachine een uniek, per persoon gedetermineerd, gedachtepatroon in kaart gebracht. Die kaarten zijn fantastisch: allerlei kleuren, kronkels, cirkels, spiralen en kaarsrechte lijnen lopen door elkaar als een metrokaart. Ik zag eens die van mijn moeder, in de beginjaren van de Hoofdbreinmodificatiemachine. Een stuk minder goed uitgewerkt dan de kaarten van nu, maar dat was al een juweeltje. Lijnen die parallel liepen. Grote en kleine druppels van nog niet met elkaar in verband gebrachte intuïties. Kronkelende herinneringen die zich om associaties hadden geknoopt. En die grote zwarte cirkel. Daar werd ik wel triest van.

Toen ik de mijne terugkreeg zag ik een hoop spiralen. Dat betekende dat ik tot een risicogroep behoorde, en daardoor bij uitstek geschikt was voor de behandeling. Het veranderen van mijn levenssituatie als schrijver zat er natuurlijk niet in, maar omdat ik arm en creatief was en lichte mentale instabiliteit vertoonde zou de Breinmodificatiemachine me kunnen helpen met het reconstrueren van mijn denkpatronen en me bijvoorbeeld vaker lineair of probleemoplossend laten denken. Onnodige traumatische ervaringen konden naar een ander deel van de herinneringsopslag worden verplaatst en de ruimte die ze daar kregen konden verkleind worden om kans op negatieve associaties te voorkomen. De dokter had me gevraagd welke positieve associaties ik vaker zou willen hebben en ik schreef er een aantal op: de keer dat ik mijn eerste hond mee naar huis nam, het afmaken van mijn beste gedicht, die ene fantastische dag in Rome, dat soort ervaringen. Die zouden meer naar de voorgrond worden gebracht. Het was als het analyseren van een mislukt gerecht en er door middel van de machine een nieuwe twist aan geven die het ineens verrukkelijk maakte.

Alleen achtergelaten in de koele, donkere ruimte begon ik me al wat beter te voelen. Misschien dat er toch iets was veranderd. Ik had intense honger, kon nog steeds niet heel helder nadenken, maar ik kreeg in ieder geval minder het idee dat mijn hele lichaam bestond uit een in een fles gestopte stofwolk. Ik keek naar de kale, beige muur tegenover het bankje waarop ik zat. Wat kwam er in me op? Wat zou ik in de eerste plaats hebben gedacht maar werd nu anders in mijn brein verwerkt? Misschien moest ik me er niet te erg op focussen, het over me heen laten komen. Toen ik net de deken wat strakker om me heen had gewikkeld kwam een van de dokters naar binnen. Het was de vrouw die me had gebeld om te zeggen dat ik was goedgekeurd voor de behandeling.

‘Hoe voelen we ons?’ vroeg ze als eerste terwijl ze naast me kwam zitten. Ze legde een hand op mijn schouder en kneep zachtjes.

‘Goed, denk ik,’ zei ik. ‘Een beetje in de war.’

‘Op wat voor manier?’

‘Alsof ik heel erg stoned ben.’

‘Dat is normaal. Je zult je nog een aantal dagen zo voelen, maar dat hoort natuurlijk bij dit soort behandelingen. Als je hersenen weer wat rust hebben en gewend zijn geraakt aan hun nieuwe toestand kan het herontdekken van je gedachtes beginnen. Een hele nieuwe jij.’

Ik keek even op en ze glimlachte bemoedigend. Op deze manier klonk het ook wel feestelijk eigenlijk. Als die shows van vroeger waar ze mensen make-overs gaven. Ik knikte naar haar om aan te geven dat ik het begreep.

‘We raden je aan om de eerste vijf dagen tot een week gezond te eten: veel groene groenten, fruit, liever vis dan vlees, en liever biologische, verse vis dan die uit de supermarkt. Genoeg water drinken, vermijd overprikkeling door koffie of geestverruimende middelen, onder geen enkel beding alcohol drinken.’ Ze overhandigde me een folder met de benodigde informatie.

‘En dan?’

‘Als dokter zou ik je natuurlijk sowieso aanraden op deze manier te leven, maar ik wil ook realistisch zijn. Je kunt je oude levensgewoonten weer oppakken,’ zei ze en daarna lachte ze breed.

Ik gaf haar een hand en stond samen met haar op. Toen ze de deur achter zich dicht had gedaan begon ik me weer aan te kleden. Het aantrekken van mijn oude kleding voelde bijna als een bezoedeling van mijn nieuwe ik. Ik moest misschien op weg naar huis wat nieuwe spullen aanschaffen, als oefening. Een goeie spijkerbroek, een nieuwe trui. Ik was nu al benieuwd wat ik zou kiezen. Ik hield voor de behandeling van rood.

Door het smalle gangetje liep ik de weg terug die ik hierheen had genomen, langs allerlei dichte deuren, terug naar de ontvangsthal waar de receptioniste met haar Hoofdbreinkantoor-hoedje op in een Hoofdagenda bladerde, haar met zilver bedekte vingertoppen over het gladde oppervlakte van het zwevende scherm strelend. Het had iets intiems, hoe assistenten, zakenlui, receptionisten en andere mensen die Hoofdagenda’s beheerden met die glinsterende nagels op de schermen speelden, alsof ze de toetsen van een ouderwetse piano beroerden zonder ‘m te bespelen. Ik zei haar gedag en bleef in het halletje even staan om op adem te komen. Toen de deur van de hoofdingang voor me open schoof zag ik pas hoe hard het buiten regende. Het kletterde genadeloos op de straatstenen en het glazen dak van de metrobuis. Ik zette de kraag van mijn jas op en ademde de regenlucht in. Mijn eerste, verse sensatie van een nieuw leven: de geur van dreigend onweer.