SLAA

SLAA

In 2017 volgden zes jonge literatuurschrijvers onze sciencefiction-schrijfworkshops De Geschiedenis van Morgen. De verhalen die uit die workshops voortkwamen, publiceren we hier. Lees hier Willem door Daan Doesborgh.

Willem

Frans heeft eigenlijk honger. Thuis, op het aanrecht, ligt een plastic zakje met vier boterhammen. Kaas zit erop, een weinig originele keus, maar al generaties lang een beproefde lunch voor wie een lange werkdag probeert te overleven. Tenzij je die dus op het aanrecht laat liggen. Frans zucht en kijkt op de plattegrond in zijn dashboard. Dan op het scherm ernaast. Over twaalf minuten moet hij iemand oppikken op het Spui. Nooit genoeg tijd om ergens buiten de Zone een supermarkt te zoeken. Willem hinnikt. “Kom maar jongen,” zegt hij tegen het paard, “we gaan naar de bakker.”

De drukte van de kade langs het Singel maakt plaats voor de relatieve rust van een karrensteeg, een van de weinige straten waar voetgangers nog aan de kant moeten voor verkeer. Niet dat er nog veel verkeer is binnen de Zone, wat handkarren, paardentaxi’s zoals die van Frans, de rest gaat over water. Toen de Nieuwezijds Achterburgwal net ontdempt was probeerde Frans er zo vaak mogelijk langs te rijden. Hij kon zich eindeloos vergapen aan de trage rij schuiten en gondels, precies op de plek waar nog niet zo lang geleden een minstens zo traag maar totaal niet inspirerend lint van blik voorbij had getrokken. Knetterende scooters en schreeuwerig bedrukte vrachtwagens hebben plaatsgemaakt voor prachtige houten sloepen, salonboten en vletjes. Een straat is een straat, maar een gracht, daar kan Frans uren naar kijken. Water klotst landerig tegen de bakstenen kade, soms komt er een eend voorbij, en de mensen op de boten hebben een aangename rust over zich. Zelfs de sjouwers op hun vrachtschuiten hebben plezier in hun werk. De elegante houten bruggetjes doen hem denken aan Giethoorn, dat hij ooit had bezocht nadat hij was verleid door een folder die een toerist op de achterbank van zijn BMW had laten liggen. Het bleek een vergissing, de pittoreske steegjes en grachten krioelden van de toeristen, en alles was vreselijk duur. Als hij nu nog eens rond zou kunnen lopen in het Giethoorn van 2020 zou hij het waarschijnlijk een verademing van rust vinden. Frans schudt zijn hoofd.

Op de hoek van de Nieuwezijds Achterburgwal en een steeg die recht op de Jan Rodenpoortstoren kijkt vindt Frans een bakker. Hij bindt Willem buiten vast en sluit aan in de rij. Alles in de winkel is overdreven bedekt onder een laagje bloem, met een frons stelt Frans zich voor hoe de medewerkers na sluitingstijd met een tafelmodel bladblazer en een zak meel door de zaak trekken. Tijdens het wachten bekijkt hij de bakker. Hij is kogelrond, behalve in zijn gezicht. Een opzichtig gevalletje dikmaakpak, en een van zijn bakkebaarden begint los te laten. Van tijd tot tijd barst de bakker in een opzichtig schuddebuiken uit, letterlijk, als iemand die niet oprecht zo lacht maar gewoon het woord schuddebuiken uitbeeldt. “Welnu heerschap, wat voert u te onzent? Kiekenpastei? Weversspoelen? Potagie?” Frans onderdrukt een kaakslag voor de aansteller. Tien jaar geleden had deze vent nog gewoon een baan ergens op een kantoor gehad, en had hij zich in de avonden of weekeinden uit kunnen leven bij een of andere fletse theatersportvereniging of improvcomedyavond. Er hadden dertig mensen of nog minder in een afgelegen zaaltje flauwtjes om zijn domme, slecht getimede grappen gegrinnikt en deze loser kon weer voldaan naar huis. Nu is hij heer en meester van zijn eigen Laaflandbakkerij, compleet met animatronische muizen die uit gaten in jute meelzakken loeren. Een eindeloze stroom publiek dwaalt door de open deur naar binnen en alle bezoekers vinden het geweldig, omdat ze stoned en in het buitenland zijn. Dat is veel te veel bevestiging voor zo’n jongen, die kan daar niet mee omgaan. Die denkt nu dat hij leuk is, misschien wel talent heeft.

Frans houdt zijn stadspas omhoog in de hoop dat de jolige bakker daar normaal van gaat doen, en om te kunnen profiteren van zijn bewonerskorting. Het afgeleefde stukje plastic is voor veel Amsterdammers een worst aan een touw gebleken. Twintig procent korting in alle winkels en op alle producten in de oude binnenstad, onbeperkt gratis door de poortjes naar binnen toe. In de praktijk zijn alle prijzen voor toeristen met twintig procent omhoog gegaan, en heeft de Amsterdammer dus alleen wat minder nadeel, maar beslist geen voordeel gekregen. Net als met die poortjes. Het zou godbetert ook een schande zijn als je niet onbeperkt gratis door de Spiegelstraat of de Leidsestraat zou mogen wandelen.

De bakker moet iets van deze ziedende overpeinzingen in Frans’ blik hebben opgevangen, want hij staakt zijn dolle act en rekent redelijk normaal een broodje kaas af. Maar Frans heeft zich nog niet omgedraaid of de amateurtoneelspeler begint alweer in quasi-oudhollands tegen een Spanjaard met een rugzak en waterige oogjes te loeien. Weer op de stoep hoort Frans het jachtige gepiep van zijn dashboard. Hij klimt met tegenzin op de bok. Een fel knipperende notificatie siddert in het midden van de display. Frans tikt erop met zijn vinger en kijkt in het gezicht van een vrouw, nee, een meisje, ze kan niet ouder dan 23 zijn, met een headset op en een rood bloesje aan. Het logo van Tours & Tickets is links op haar borst gestikt, net als op het jasje dat Frans aan heeft.

“Meneer Horn ik ben Yasmin van Support. Ik zie hier dat u al 49 seconden stilstaat ter hoogte van Nieuwezijds Achterburgwal 124, terwijl u over 9 minuten en 11 seconden een klant op moet pikken op de Spui.”
“Ik ben even gestopt om een broodje te halen, ik rij nu weg en dan haal ik dat makkelijk.”
“Meneer Horn ik zie hier op mijn scherm dat u elf minuten onderweg bent van uw huidige locatie naar de Spui.”
“Hét Spui,” verbetert Frans.
“Meneer Horn, ik ga een andere wagen op deze pickup zetten, en ik ga een failure in uw account loggen en dan hoop ik dat u zich de volgende keer weer gewoon aan de regels houdt. U kunt nadat u een dropoff heeft gelogd linksonder op het hamburgertje klikken en dan geeft het systeem u 28 seconden voor een snack, die mag u drie keer per dag gebruiken en dat wordt gewoon in uw account verrekend.”
“Sorry hoe heet je ook alweer, Yasmin, het is echt niet nodig om me van deze rit af te gooien, ik haal dat prima, ik hoef alleen maar rechtdoor tot aan het Spui, ik zit al aan de goede kant van het water. Ik woon al 56 jaar in deze stad en ik ga me niet door een meisje in een callcenter ergens in waar zitten jullie, Zoetermeer, laten vertellen hoe lang het duurt om van de Dam naar het Spui te rijden.”
“Meneer Horn, ik kan hierover niet met u in discussie, ik ga deze failure gewoon loggen en als u niet rustig tegen mij doet dan doe ik er nog een noncompliance bij, dat kost u 20 loonpunten.”
“Ben je überhaupt wel eens in Amsterdam geweest? Ben je zelf wel eens van de Dam naar het Spui gereden, of gelopen? Of laat je dat stomme scherm al het denkwerk doen?”
“Meneer Horn, ik zie dat u al drie failures hebt gelogd deze maand en twee noncompliances hebt gekregen, met die van nu erbij zit u boven uw limiet, ik moet u vragen om zo snel mogelijk te docken op locatie Herengracht en u bij de supervisor te melden.”
De verbinding wordt verbroken en een paar tellen staart Frans geschokt naar het zwarte scherm. Melden bij de supervisor. Zo ver was het nog nooit gekomen. Fuck.

Zonder haast zet Willem zich in beweging, door de Huiszittensteeg de Warmoesgracht op. Dan linksaf de Herengracht op, tot aan een paaltje dat naast de rijweg op de kade staat. Frans laat zich van de bok zakken en houdt zijn taxikaart voor een sensor. In de gracht, een meter of twee van de kade, komen twee andere paaltjes met knipperende rode lampen uit het water omhoog. Met een hoop gekolk en geklots komt tussen de paaltjes een metalen plateau langzaam naar boven, tot het wel vier meter boven de kade uitsteekt. Een rolluik gaat open en Frans klimt terug op de bok. Druppels grachtenwater tikken op het dak als hij de koets naar binnen rijdt. Willems hoeven slaan hol en metalig op de loopplank die naar beneden loopt, naar de koetsstalling onder de gracht. Box 5281 is de zijne, al jaren, en Willem loopt er blindelings heen. Frans koppelt hem los van de koets, die hij achteruit de box aan de overkant inrijdt. Willem draait zijn lange hoofd verwachtingsvol om naar Frans, hopend om geborsteld te worden. Maar Frans schudt zijn hoofd, pakt zijn tas en loopt verder de gang in, naar het kantoortje van de supervisor. Zijn voetstappen echoën op de betonnen vloer. Achter zich hoort hij Willem met zijn flank langs de aluminium wand van de box schuren.