SLAA

SLAA

Stadsgedicht: 2022

Marjolijn van Heemstra

Stadsgedicht: 2022

Marjolijn van Heemstra

2022

Verontrustend warm begint de eerste maand
van de zoveelste jaren twintig in de stad die
in de kleine ijstijd tot bloei kwam. Hier en daar
nog resten van opstandig oudjaarsvuur, waar
ooit heksen vlamden ligt nu gehoorzaamheid in as.

Amsterdam, op ooghoogte arrogant en drassig
rond de voeten, maar een stad is meer dan haar
menselijke maat. Slingers parkieten bezetten de bomen,
Japanse krab danst door het IJ, nageslacht van ontsnapte
schildpadden vult het water van de parken met trage tijd.

En in de diepte – rattenburchten die de straten
doen verzakken. Het een ten koste van het ander,
zo is een stad. Of beter: zo zijn mensen en ratten
gewend een stad te zien. Winst. Verlies. Je vergeet
zo gemakkelijk hoeveel er hand in hand bestaat.

Boven alles is een stad gelijktijdigheid. Verdichting
van het lot op een tiental kilometers. Iedere zonsopkomst
belooft hier gemiddeld achtentwintig baby’s, vijftien
doden, twintig leeggeroofde zakken, zeven huwelijken,
twee vastgelopen liften en een brand.

Een nieuw jaar. Nieuwe vlammen, helden, krapte,
varianten op een virus. Nieuwe liefdes, droogte, scheuren
in ons fundament. Licht van wezenloos ver weg brengt
– als altijd en nooit tevoren – het jaarlijkse gebed van rokjes
en gruttos’s, van buiige weemoed: de Amsterdamse lente.

Dit gedicht stond 27-1-2022 in Het Parool.
Foto: Bianca Sistermans