Stadsgedicht: Haring
Marjolijn van Heemstra
Nieuw in Stadsdichter
- Stadsgedicht: We zijn meer
- Stadsgedicht: Bloei
- Stadsgedicht: Kleine boodschappen
- Stadsgedicht: Het kon
- Stadsgedicht: Voor als je vijftien bent
- Strijd der Stadsdichters – deBuren | Brussel
- Stadsgedicht: De straten zijn van jou
- Stadsgedicht: Ruim baan voor de onzichtbaren
- De Poëziepodcast: Ellen Deckwitz
- Stadsgedicht: Knuffel
Haring
Als onderwater vogels zwermen ze de stad in. Een rivier
van vissen recht uit zee. Haring. Herinnering aan wilde,
zoute vlaktes in ons alledaagse water.
Een vis die geeft, van ei tot oudje; meel, olie, welvaart.
Met miljoenen brachten ze dorpen tot bloei, Holland
werd groot op bokking, brado, kipper, gerookt symbool
van overvloed.
Elke zomer opgehakt, mootjes zeereis op de tong, zilver
vel waaruit een knetterende taal klonk – haring praat
via gas uit de zwemblaas, een winderige morsecode van
verfijnde scheten.
Waar spreken, waar ruften ze van als ze met miljoenen
door de stroming schieten? Vroeger, vertes, de vormen
van het Skagerrak, sappig arctisch krill?
Of van de tweevoeters die ondanks hun roofzucht
te betreuren zijn, met honger die tot constipatie leidt.
Wie wil zich volvreten met de wereld als je haar schetend
kunt bezwemmen?
Dit gedicht stond op 15 februari 2023 in Het Parool.
Foto: Bianca Sistermans
Nieuw in Stadsdichter
- Stadsgedicht: We zijn meer
- Stadsgedicht: Bloei
- Stadsgedicht: Kleine boodschappen
- Stadsgedicht: Het kon
- Stadsgedicht: Voor als je vijftien bent
- Strijd der Stadsdichters – deBuren | Brussel
- Stadsgedicht: De straten zijn van jou
- Stadsgedicht: Ruim baan voor de onzichtbaren
- De Poëziepodcast: Ellen Deckwitz
- Stadsgedicht: Knuffel