SLAA

SLAA

SLAAxDeRevisor: verhaal door Ceren Uzuner

SLAAxDeRevisor: verhaal door Ceren Uzuner

Met het online project SLAAx vissen we in de vijvers vol talent van uiteenlopende literaire platformen. We werken met ze samen om jonge schrijvers uit hun stal een verhaal, gedicht of essay te laten schrijven met het losvaste thema ‘de stad’. In aflevering 9: SLAAxDeRevisor, met een verhaal door Ceren Uzuner.

Ceren Uzuner (1997, zij/haar) schrijft proza en poëzie waarin liefde en identiteit centraal staan. Ze studeerde Creative Writing (ArtEZ), droeg voor op diverse podia en won de Nieuwe Types Afstudeerprijs 2022 met haar eindwerk Je zal mijn ouders nooit ontmoeten; een queer novelle. Ze is dol op nectarines en ander zomerfruit. 

Vergeet de vrouw in het gras

Ik zie een duif, aan gort gepikt – twee open wonden op zijn borst, omringd door losse veren – op de loopbrug richting het trappenhuis dat uitloopt op het park. Beneden sluipt een reiger het riet in. Het water rimpelt nauwelijks door zijn bewegingen. Mijn hoofd is gatenkaas. Het was zomer. Tong-verloren-verliefd was ik, op een vrouw die op mijn buik in het gras lag. De bomen in de binnenstad lieten hun schors los door de hittegolven die elkaar week na week opvolgden. De terrassen: overvol. De mensen: uitbundig lachend, kletsend, genietend. De meeuwen krijsten naar de friet die hen werd toegegooid. Ik dacht dat onze namen op een dag op dezelfde grafsteen zouden prijken, maar het ging uit voordat de vijgenbomen tot bloei kwamen. Bang haar overdag tegen het lijf te lopen, kwam ik een tijd lang alleen ’s nachts buiten, maar ze was – ondanks haar afwezigheid – overal. Ze was alle katten die een doodstille straat overstaken. Ze was alle vogels, dood en levend.


Het is Museumnacht. We fietsen door de stad en mijn stuur voelt wankel. A neemt me mee naar een kerk waarvan ik de naam telkens vergeet. Het is druk, er staat een gigantische rij voor de deur, bestaande uit mensen die hun polsbandje nog niet hebben. We passeren hen. Binnen hangt een waslijn tussen twee pilaren – vol met post-its – een soort wensboom. Ik schrijf FREE PALESTINE op een briefje en knijp het aan de lijn. 

‘Ben benieuwd hoelang het duurt voordat het weg wordt gehaald,’ zegt A.

We nemen plaats op de strandstoelen die zijn neergezet in het midden van de kerk. Er staat een projector op het plafond gericht, we kijken naar het lichtspel zonder ons veel van elkaar aan te trekken. Het is onduidelijk wat ik hier precies doe en dat maakt me onrustig. Ik weet niet waar ik mijn handen moet laten en durf die van A niet vast te pakken.

‘Zullen we gaan?’ vraag ik haar na een minuut of twintig. 

In de laatste trein naar huis ligt mijn hart in duizend stukken. Ik schrijf er middelmatige poëzie over in de notitie-app van mijn telefoon; flarden die ongetwijfeld de diepste krochten van mijn verlangens bespiegelen, maar waar ik nooit iets mee zal doen. Iemand dumpt haar vouwfiets naast me neer. Tegenover me zit een man, naast hem een vrouw met een hoofddoek. De taal die ze spreken klinkt warm en soepel, ook al versta ik het niet. Zij tuurt beteuterd uit het raam, hij kijkt een filmpje. Hij moet lachen en port haar. Ze kijkt half-geïnteresseerd naar hem om. Hij laat haar het filmpje zien. Ze lachen samen. Hij kijkt naar mij, maakt aanstalten om me zijn telefoon toe te keren en krabbelt terug met een ingehouden lach om zijn mond, in de realisatie dat we elkaars vreemden zijn. We lachen naar elkaar. Ik denk wéér aan de vrouw in het gras. De atmosfeer veranderde zodra ze de ruimte inliep, ik kreeg tranen in mijn ogen wanneer ze zong. Ik herinner me haar altijd lachend (al barstte ze regelmatig in huilen uit om het een of het ander). Ze heeft ooit een mes tegen mijn keel gezet tijdens het koken, omdat ik over een oud-geliefde begon en ik vond herkenning in die jaloezie; het voelde alsof we uit hetzelfde hout gesneden waren.  

Om los te laten moet je eerst weten waar je zo aan vasthoudt, appt A. Waarom blijf je zo laat nog wakker? Waarom slaap je niet? Ze is de eerste die het vraagt. Ik weet werkelijk niet waar ik moet beginnen, dus ik veeg het bericht weg en stop mijn telefoon terug in mijn zak. Ik weet het antwoord al. Ik kan slecht tegen de leegte naast me, maar dat hoeft zij niet te weten. Uit het donker buiten, doemt het perron op. Het ligt er verlaten bij, zo laat. Er zit een kraai op een van de bankjes. De kraai kijkt me aan, lang en ongestoord. Hij vliegt niet weg wanneer ik een stap dichterbij doe. Hij wacht tot ik wegga. Ik pak mijn telefoon weer uit mijn zak en app A dat we moeten stoppen met daten.


Ik loop de pub binnen en zie hem op onze vaste plek: de tafel in de hoek, meteen links bij binnenkomst. Het is uit met zijn verloofde. Zij is waarschijnlijk met haar vriendinnen of rent van hot naar her. Ik schuif aan. Ik tel mee op mijn vingers terwijl hij tien positieve kanten van zijn break up opnoemt, waarschijnlijk meer omdat ik erom heb gevraagd dan dat hij er trek in heeft, maar hij waardeert het spelelement in de vraag en gaat er dankbaar op in. De relatie van de barman is ook uit, hij zegt: ‘Girlfriends are overrated.’ We proosten erop. Er is voetbal op tv. Feyenoord – Groningen. 

‘Hoeveel gaat het eindigen, denk je?’ vraagt hij. 

‘2-1 voor Feyenoord,’ zeg ik. 

‘Rotterdammer,’ zegt hij. 

We gaan uit. Nog een keer. Deze keer gaan we uit onze plaat. We schoppen een tafel omver. We schelden elkaar de huid vol totdat alles opgelost is. Totdat de muziek uitgaat. De lampen gaan uit, aan, uit. Wij gaan uit. Nog een keer. Ergens anders. Kom op, het wordt leuk! Ik probeer aan andere dingen te denken, maar kom weer uit bij de vrouw in het gras. Alweer?! Alweer! Dag in, dag uit heb ik aan haar gedacht. Rottend in bed aan haar gedacht. Gebeden om vijf uur ’s nachts en aan haar gedacht. Ik heb mezelf uit huis gesleept en heb aan haar gedacht. Tot ik er gek van werd en zelfs toen dacht ik aan haar, werd ik boos, maakte me druk, om niks. Wat heeft al dat zwelgen voor me opgelost? Er is meer dan het verdriet dat zich een weg naar me terug baant. Er is meer dan de naam die onder mijn tong uitdooft en mijn lippen niet meer bereikt. Ik ben heel de tijd maar gevoelens, gevoelens, gevoelens. Oké. Dan gaan we nog een keer uit. En nog een keer.

De straatlantaarns op het stationsplein springen aan. Stenen natgeregend. Auto’s, auto’s, auto’s. Tientallen mensenlevens rijden me voorbij in een oogwenk. Ronduit krankzinnig. Ik loop naar het veld, achterin de bossen, met zoveel zelfvertrouwen in mijn pas dat het me angst aanjaagt, alsof ze daar daadwerkelijk zal staan; achter haar een zwerm kraaien in het gras. Ik voel me klein en dat ben ik ook, minuscuul naast de bomen, vanaf de ruimte bezien niet eens een stip, en toch: kaarsrecht tegenover de liefde van mijn leven. 

Maar zo gaat het natuurlijk nooit, dus ik keer huiswaarts en vraag me af wat me bezielde. Ik google de uitslag van de wedstrijd en betreur het enigszins. Ik had TOTO moeten zetten op 2-1 Feyenoord-Groningen.  

Ceren Uzuner

 

Literair tijdschrift De Revisor is sinds 1974 een springplank, broedplaats en vrijhaven voor nieuwe literatuur. De redactie bestaat momenteel uit Simone Atangana Bekono, Lotte Lentes, Stefanie Liebreks, Joost Oomen en Yentl van Stokkum. De Revisor verschijnt vier keer per jaar en wordt uitgegeven door Em. Querido’s Uitgeverij