SLAA

SLAA

De poëziepodcast van Daan Doesborgh: Joost Baars

De poëziepodcast van Daan Doesborgh: Joost Baars

DPP_ICOON-02header

Twee weken voor de opnames mail ik met Joost Baars, winnaar van de laatste VSB Poëzieprijs en mijn gast in de podcast deze maand, over zijn keuze van gedichten. Joost schrijft dat hij overweegt een gedicht van Lucebert te kiezen, het was op of rond die dag dat het nieuws van Luceberts dubieuze oorlogsverleden bekend werd gemaakt. Ik typ dat een gedicht van Menno Wigman ook een mooie keuze zou zijn, maar haal het toch weer weg. Ik wil de keuze van mijn gasten niet beïnvloeden.

Uiteindelijk koos Joost een gedicht van Jorge Luis Borges, eentje dat goed aansluit bij zijn eigen poëzie en zijn opvattingen daarover, en ik ben blij met zijn keuze. Bovendien zweeft de geest van Menno alsnog een beetje over het gesprek. Borges schrijft over Christus aan het kruis, met de tot nadenken stemmende slotregels “Wat kan het mij van nut zijn dat die man / zo heeft geleden, wanneer ik nu lijd?” Een reden voor Joost en mij om het te hebben over de functie van religie en het bijbehorende lijden van Christus wanneer je zelf ook lijdt onder iets, en of je in zo’n geval beter gelovig kan zijn of niet. Hoewel religie nooit een prominente plek heeft ingenomen in Menno’s oeuvre, had het lijden dat des te meer. Menno leed onder zijn gezondheid, onder het leven en zelfs onder de poëzie, en dat lijden was vaker wel dan niet het onderwerp van zijn gedichten. Ik besloot dit zijspoor niet het gesprek in te fietsen, Menno heeft zijn eigen aflevering, maar langs deze weg deel ik het toch even. Luister met of zonder Menno in gedachten naar Joosts gedecideerde voordracht van Borges’ gedicht.

Vanwege een rechtenkwestie kan ik het nog niet als tekst met jullie delen, maar daar komt zo snel mogelijk verandering in.

Van de theologie van Borges gaan we naar de theologie van Baars, met het gedicht ‘Theologie van de stoel’, uit zijn bekroonde debuut Binnenplaats. In een afwisseling van hele lange en korte, inspringende regels zwenkt het gedicht als een wals over de pagina. De steeds in verschuivende verhoudingen terugkerende woorden versterken het muzikale karakter van de bladspiegel, en inhoudelijk biedt het gedicht een boeiende reeks filosofische stellingen rond stoelen en vallen en lichamen en het universum

Lees het gedicht Theologie van de stoel op de website van Vrij Nederland.

In ons gesprek gaat het vooral over de verhouding tussen gedichten die sterk zijn als ze worden voorgedragen, en gedichten die de lezer flink aan het werk zetten op de pagina, alsof je een puzzel op moet lossen. Ik opper dat veel gedichten maar één van die twee eigenschappen kunnen hebben, behalve in uitzonderlijke gevallen als Tonnus Oosterhoff en Joost Baars, die terecht tegenwerpt dat je tegenwoordig eigenlijk nog maar heel weinig dichters hebt die niet goed voordragen, waar hij dan ook wel weer gelijk in heeft. Bovendien kan ik als ik er nu eens rustig over nadenk meer voorbeelden vinden van het tegendeel dan van wat ik in de podcast beschrijf. Een goed voorbeeld dat de cirkel van dit artikel ook meteen mooi rond maakt is Lucebert, een dichter die het zijn lezers niet gemakkelijk maakt, maar ook betoverend voor kon dragen. Joost heeft weliswaar geen gedicht van Lucebert gekozen, maar u krijgt er toch een. Luister het met of zonder het nazisme in gedachten.
https://www.youtube.com/watch?v=0TBJEn3w6J0

Op 19 maart is er weer een aflevering van de Poëziepodcast.