SLAA

SLAA

‘Hoe reageerden je ouders?’ Introductie van ‘Cowboys’ door Thomas van der Meer

‘Hoe reageerden je ouders?’ Introductie van ‘Cowboys’ door Thomas van der Meer

 

In het kader van Pride Amsterdam verzorgde Thomas van der Meer op 1 augustus live eenmalig een literaire inleiding voor de film Cowboys in de FilmHallen. Cowboys is inmiddels film van de week en draait nog op veel meer momenten en plaatsen komende tijd, dus niet getreurd als je de introductie hebt gemist. Je kunt ‘m hieronder lezen!

De draaitijden van Cowboys vind je op https://www.cineville.nl/films/cowboys.

Hoe reageerden je ouders
Inleiding bij Cowboys
door Thomas van der Meer

Op een bijeenkomst voor lhbt’ers zit ik naast Daniël en Kevin.
‘Weet je wat ik nog steeds het irritantst vind?’ vraagt Daniël. ‘Dat mensen telkens vragen of ik al een penis heb.’
Daniël en Kevin zijn transgender, net als ik, en dit soort bijeenkomsten zijn heel geschikt voor het ventileren van frustraties over de stupiditeit van normale mensen.
De penisvraag is inderdaad een moeilijke. Als je zegt dat je daar liever niet over praat omdat dat te persoonlijk is, loop je het risico dat mensen denken dat je geen penis hebt. Dat wil je natuurlijk niet. Maar als je zegt dat je er inderdaad een hebt, vragen mensen: ‘Hoe zit dat dan? Dat ze er een penis af kunnen halen, snap ik wel. Maar ze kunnen er toch niet een áán maken?’ En dan moet je dat gaan zitten uitleggen.
‘Ik vraag altijd geld,’ zegt Kevin. ‘Als iemand vraagt of ik al geopereerd ben, zeg ik: je mag wel even kijken, maar dan moet je betalen. Vijfhonderd euro, dan haakt iedereen af. Zo niet, ook prima. Dat is dan makkelijk verdiend.’
‘Er bestaat een vraag die ik nog erger vind,’ zeg ik.
‘Hoe heette je vroeger?’ vragen Daniël en Kevin in koor.
Nee, die is het niet. Het is: ‘Hoe reageerden je ouders?’
Als kind keek ik naar een quiz op tv waarbij de deelnemers een bak smurrie over zich uitgestort kregen als zij een verkeerd antwoord gaven. Daar moet ik aan denken als iemand me vraagt hoe mijn ouders op mijn transitie reageerden. Het is een dikke, zware, slijmerige substantie die een hele tijd blijft plakken. Mijn ouders hebben me altijd gesteund, waarom voel ik me dan toch zo ellendig als iemand ernaar vraagt?

Net als de penisvraag doet de oudervraag zich in verschillende vormen voor, van tactisch verpakt tot onverholen. ‘Hoe reageerden je ouders?’ is een tactische variant op ‘hoe erg was het voor je ouders?’. De wreedste manier waarop me de oudervraag is gesteld, is: ‘Heb je nog contact met je ouders?’
Natuurlijk is er een periode geweest waarin mijn ouders het erg vonden. Het is bijna niet te bevatten dat je zoon of dochter eigenlijk een dochter of zoon is en je kunt van tevoren niet weten of zo’n transitie wel goed afloopt. Eerst wenste ik dat ik mijn hele transitie in één dag kon doen, zodat ik meteen aan mijn ouders kon laten zien dat het allemaal wel goed zou komen, dat ik een heel normale jongen zou worden. Later realiseerde ik me dat het juist goed was dat ik geleidelijk in een jongen veranderde. Voor de band met mijn ouders was het veel beter dat ik niet opeens iemand anders was.
We hebben alle drie ons best gedaan, mijn ouders en ik. Mijn vader en moeder zeiden vanaf het begin consequent ‘hij’ en ‘hem’ als ze over me spraken, en noemden me bij mijn nieuwe naam. Mijn moeder ging mee naar het gemeentehuis om mijn nieuwe naam op te geven en mijn vader ging mee naar het ziekenhuis. En hoewel ik er eigenlijk niet graag over sprak, was ik open, zodat mijn ouders me begrepen. Mijn transitie deden we samen.
Kevin heeft het minder getroffen. ‘Mijn ouders doen niet mee,’ zegt hij. ‘Toen ik net met mijn transitie begon vond ik dat heel erg, omdat ik toen nog op een meisje leek. Mensen namen me sowieso niet serieus als ik zei dat ik een jongen was.’ Maar nu heeft Kevin een dikke baard en boven zijn shirt steekt een pluk borsthaar uit. Als hij met zijn ouders in een restaurant zit, zijn moeder naar hem wijst en tegen de ober zegt: ‘De koffie is voor haar,’ dan denkt die ober dat zíj gek is en niet andersom. ‘Mijn ouders accepteren het nog steeds niet,’ zegt hij, ‘maar dat is allang mijn probleem niet meer.’

Cowboys gaat over de ouders van een transgender kind. De kleine Joe wil geen jurken dragen en niet met Barbies spelen. Hij wil houthakkershemden en cowboylaarzen aan. Hij wil zijn zoals zijn vader en zijn vrienden. Daarmee geeft de film een enigszins eendimensionale voorstelling van genderproblematiek, maar de worsteling van Joe’s ouders wordt wel heel overtuigend neergezet: complex en genuanceerd.
In zijn zoektocht naar zichzelf kijkt Joe veel af van zijn vader, die daardoor een soort toonbeeld is van een man. Het is daarom zo mooi dat Joe’s vader niet wordt geportretteerd als het clichébeeld van mannelijkheid. Hij is kwetsbaar en teder.
Joe’s moeder wil niets van zijn genderpoblematiek weten. Ze wil niet dat hij jongenskleren draagt en in de winkel pakt ze een Barbie voor hem uit het schap. Waar haar weerstand vandaan komt, wordt subtiel en gedoseerd getoond: de gemeenschap waarin ze leeft, haar relatie met Joe’s vader, haar idee van mannelijkheid en vrouwelijkheid en haar gevoel over haar eigen rol als vrouw en moeder. Deze complexiteit en nuance maken haar worsteling overtuigend.

‘Het is altijd ingewikkeld,’ zegt Kevin. Hij heeft met de oudersvraag geen moeite. ‘Veel ouders vinden het nou eenmaal heel moeilijk, dus het is logisch dat mensen ernaar vragen.’
Dat is waar. Degene die me vroeg of ik nog contact heb met mijn ouders, heeft vast een verhaal gehoord van iemand die trans is en zijn of haar ouders niet meer spreekt. Misschien wel meer dan één verhaal. Het is daarmee een vraag die je in een bepaalde context moet zien: de context van algemene veronderstellingen over transities.
Het is net zoiets als mensen die zeggen dat ze me accepteren zoals ik ben. Dat klinkt alsof er iets aan mij mankeert waar zij zich overheen hebben moeten zetten. En ik kan niet antwoorden dat ik hen ook accepteer zoals zij zijn, want zo zit het niet in elkaar. Voor mij valt er niets te accepteren.
Maar mensen bedoelen dat niet zo. Mensen zeggen dat ze me accepteren zoals ik ben, omdat ze weten dat dit niet vanzelfsprekend is. Toch denk ik dat het beter is als ze dit niet zo zouden zeggen. Het uitspreken van acceptatie bevestigt een ongelijke machtsverhouding. Je kunt beter zeggen dat het je niets kan schelen dat ik transgender ben.

In de aanloop naar mijn transitie had ik het idee dat ik mijn ouders iets ergs aandeed. Een transitie is na doodgaan het ergste wat je je ouders kunt aandoen, dacht ik.
Naar een transitie wordt heel anders gekeken dan naar de medische behandeling van andere aandoeningen. Een transitie wordt gezien als een keuze. ‘Goed dat je voor jezelf hebt gekozen,’ zeggen mensen dan, en ze vragen of de verzekering het heeft betaald. Een transitie wordt nog steeds gezien als iets wat niet écht hoeft. Je gaat niet dood als je het niet doet.
Ik weet dat je wel doodgaat als je het niet doet. Maar ik hoor mensen zo vaak over transities praten alsof het een keuze is, dat mijn gevoel niet overeenkomt met wat ik weet. Ik voel me schuldig.

Naast Kevin zit een vrijwilliger van de organisatie die de lhbt-bijeenkomst heeft georganiseerd. Zonet zat ze nog met haar rug naar ons toe, ze heeft ons gesprek niet meegekregen, maar nu heeft ze zich omgedraaid om met ons te praten.
‘Dus jullie zijn transgender,’ zegt ze.
‘Ja,’ zeggen wij.
Ze kijkt Kevin aan. ‘Hoe reageerden je ouders?’

Dit programma is een samenwerking tussen Roze Filmdagen (Amsterdam LGBTQ Film Festival), Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam (SLAA) en de FilmHallen.

Thomas van der Meer debuteerde in 2019 met ‘Welkom bij de club’, een opgewekt boek over een serieus thema: hoe het is om transgender te zijn. Hij stond op de Longlist van de Libris Literatuurprijs, schrijft columns voor de Volkskrant over de zorg en werkt in een verpleeghuis.