Boek van de week
Nieuw in Recensies
- De Leestip van BEA1991
- De Leestip van Soort Kill
- De Leestip van Lucky Fonz III
- De Leestip van Jan Postma
- De Leestip van Madeleijn van den Nieuwenhuizen
- De Leestip van Devika Partiman
- De Leestip van Cesar Majorana
- De Leestip van Isabel Harlaar
- Toms Leeslijst #6: Dode zielen
- Toms Leeslijst #5: Rasputin and Other Ironies
Geachte heer Kellendonk,
Tot mijn grote spijt heb ik tot dusver niet de bedrevenheid op kunnen brengen, een briefschrijver te worden, en daarom voelt het schrijven van een brief wat onwennig. Dat u nu al 25 jaar dood bent, bijna zo lang als ik leef, maakt het er allemaal niet gemakkelijker op.
Desondanks wil ik graag van de gelegenheid gebruik maken, u bent toch fysiek niet in staat om mij van snedige repliek te dienen, als de eerste de beste ordinaire fan de lof te prijzen van een van uw boeken in het bijzonder, en het is niet Mystiek lichaam. Natuurlijk, Mystiek lichaam is de kroon op uw oeuvre, dat zich door zijn bescheiden omvang laat plaatsen in het rijtje Elsschot, Nescio; welbeschouwd pas echt een rijtje te noemen als men er Kellendonk aan toevoegt, want twee namen is geen rijtje maar een overeenkomst. Natuurlijk schuilt achter de omvang van uw oeuvre een tragische reden, en had u bij goede gezondheid in de afgelopen 25 jaar met gemak uit kunnen groeien tot de evenknie van de huidige baasjes op de romanladder, Van der Heijden en Grunberg, om niet te zeggen tot de nu ontbrekende erfgenaam van Mulisch.
Maar het is 2015, uw oeuvre is klein, deze brief zal u nooit bereiken en we kunnen er niets meer aan doen behalve er het beste van te maken, en wat dat betreft heeft u ons het makkelijk gemaakt. Menig nu gerespecteerd auteur had na 25 jaar geen middag als deze gekregen, als diens oeuvre beperkt was gebleven tot de eerste vier romans, plus wat verhalen en essays. In een brief van Adri van der Heijden aan Ed Spanjaard, gepubliceerd in De Revisor in 1991, las ik over de grote frustratie die u, in een gesprek op straat van nog geen tien zinnen, zo duidelijk aan de dag had weten te leggen dat Van der Heijden uit angst niet meer op bezoek is gekomen. Frustratie over uw aanstaande roman, waarvan u wist dat die er buiten uw macht om niet meer zou komen. Ik zal die frustratie niet minachten door hier te beweren dat het is voorbestemd dat uw oeuvre zo klein is gebleven, daar geloof ik bovendien niet in, misschien wil ik alleen maar zeggen dat u er in kunt berusten dat het uw oeuvre niet is aan te zien dat de omvang bepaald werd door een wrede ziekte, en geen afgewogen keuze is. U bent misschien een Nescio tegen wil en dank, maar u bent een stralende Nescio.
Ik heb altijd van boeken gehouden, maar ik ben pas echt van boeken gaan houden na Letter en Geest. Ik heb nooit veel opgehad met spookverhalen, en het is dan ook niet die kwalificatie die me zo aantrok aan de titel Letter en Geest. Een spookverhaal, maar eerder de schaamteloosheid van die titel, de meedogenloze branie waarmee een spookverhaal klip en klaar ook zo wordt genoemd. Het is een dapperheid die ik tegenwoordig eigenlijk alleen van Grunberg nog zou verwachten. Als de lezer dan bibberend van spanning de titelpagina voorbij is, belandt hij over de schouder van Felix Mandaat, gewezen makelaar in evenementen, in de bizarre wereld van een universiteitsbibliotheek in een niet nader genoemde Nederlandse stad, waar we denk ik Leiden in moeten herkennen. Mandaat is hier aangesteld als tijdelijk, en later permanent vervanger van ene Brugman, en treft onder het bibliotheekpersoneel louter griezelige idioten die van hem verwachten dat hij volledig een wordt met deze Brugman, en vooral geen enkele verandering met zich meebrengt, een houding waar ik me uitstekend mee kan identificeren. En dat is gek, want bij eerste lezing identificeerde ik me veeleer met Mandaat, die niet begrijpt waar deze mensen zo moeilijk over doen, en de bibliotheekwereld frikkerig en beklemmend vindt. Ik was student Nederlands toen ik voor het eerst die kloeke paperback met uw verzameld werk doorploegde. Nu ben ik zo goed als afgestudeerd in de boekwetenschap, dat zich onderscheidt van letterkunde op een manier die aan veel mensen voorbij gaat, maar die op wonderbaarlijke wijze in Letter en Geest besloten ligt. In de jaren tussen mijn eerste en mijn recente tweede lezing van het boek ben ik overgelopen naar de schimmige zijde van Mandaats gestoorde collega’s. Als mevrouw Qualing hem toebijt: ‘Meneer Brugman […] rangschikte die doorslagen volgens bestelnummer, nooit alfabetisch. Er staat een alfabetische bestelcatalogus op de afdeling titelbeschrijving,’ dan hoort de normale lezer geloof ik te denken: mens, waar maak je je druk om, laat die arme Mandaat met rust. Ik betrap mezelf er op dat ik het hartgrondig met mevrouw Qualing eens ben, en het wat stumperig vind van Mandaat dat hij zich niet naar het systeem voegt. Op dezelfde manier herinner ik me dat ik me destijds zeer verwonderde over de volgende uitspraak van directielid Van Uffel: ‘Onthoud één ding: wat boeken ook mogen betekenen, voor ons bibliotheekmensen zijn het toch eerst en voor al voorwerpen. We werken ze in, we voeren ze af, we slaan er vliegen mee dood en gebruiken ze als protheses voor manke stoelen. En als wij naar een onbewoond eiland moesten zouden we nooit een boek meenemen.’ Ook deze uitspraak moet denk ik Van Uffel afschilderen als een naarling. Daar kan ik tot op zekere hoogte nog steeds in meegaan, ik zou zeer zeker een boek meenemen naar een onbewoond eiland, en ik sla er ook geen vliegen mee dood, of repareer er meubels mee, maar als ik tevergeefs aan iemand uit probeer te leggen dat ik mijn scriptie schrijf over een auteur van wie ik nog nooit een boek heb gelezen, betrap ik mij toch op de gedachte ‘zag u een boek maar wat meer als een voorwerp’.
Sommige mensen menen dat bepaalde liedteksten over hen gaan, ook al kennen ze de liedschrijver niet. Dat is natuurlijk baarlijke nonsens, en ik zal u niet minachten, noch mezelf zo kwalijk op een voetstuk plaatsen door zoiets te beweren. Maar Letter en Geest is wel met mij meegegroeid, is al slapende in mijn boekenkast op de andere zij gaan liggen en toont nu een volledig nieuwe kant van zichzelf. Daaraan herken je een waarlijk groot boek, en er zijn hoogbejaarde schrijvers die wensen dat ze er ooit maar een hadden kunnen schrijven.
//
Deze boekentip werd eerder deze week live uitgesproken tijdens het programma Frans Kellendonk: The Next Generation. Tipper Daan Doesborgh was Stadsdichter van Venlo en werd in 2009 derde op het Nederlands Kampioenschap Poetry Slam. Zijn carrière als slammer werd bekroond in 2010, toen hij datzelfde NK won. In 2008 publiceerde Daan de bundel De Reeds Beweende Liefdes van Daan Doesborgh, die verscheen bij Literair Station Venlo. In 2010 verscheen bij uitgeverij De Contrabas zijn tweede bundel, De Venus Suikerspin. Een derde publicatie is in de maak.
Frans Kellendonk
Letter en Geest
Uitgeverij Meulenhoff
117 pagina’s
€9,99
Nieuw in Recensies
- De Leestip van BEA1991
- De Leestip van Soort Kill
- De Leestip van Lucky Fonz III
- De Leestip van Jan Postma
- De Leestip van Madeleijn van den Nieuwenhuizen
- De Leestip van Devika Partiman
- De Leestip van Cesar Majorana
- De Leestip van Isabel Harlaar
- Toms Leeslijst #6: Dode zielen
- Toms Leeslijst #5: Rasputin and Other Ironies