SLAA

SLAA

Boek van de week

Boek van de week

‘Je vraagt: “Wat is het leven?” Je kunt net zo goed vragen: “Wat is een wortel?” Een wortel is een wortel, meer weet niemand ervan…’ – Tsjechov in een brief aan Olga Knipper.

Je komt snel in de super obscure hoek terecht als je in een sociale situatie bekent dat je graag toneel leest. Iets als bekkensnijden, of ringsteken, hopeloos vergeten tijdverdrijf is het. Ik zal je hier ook niet vertellen dat het je leven verandert, dat zou wat zijn, maar ik denk wel echt dat je ervan opknapt een keer De Kersentuin van Anton Tsjechov te lezen. Het liefst nog met vrienden, of wie er voor handen zijn, om de tafel. Niets ontwapent een mens als een stapeltje A4’tjes waar zinnen op staan die omstebeurt achter elkaar hardop worden uitgesproken. (Ik durf te wedden dat heel wat langdradige diners er ook van opknappen. Maar ik zie ook wel in dat het als beledigend kan worden opgevat met ’tekst voor iedereen’ op de proppen te komen tijdens het gezellig bijpraten.)

hoe

De Kersentuin kwam tussen 1901 en 1904 tot stand. Tsjechov schrijft aan de regisseur: ‘Mijn toneelstuk is nog niet klaar, het vordert traag, wat verklaard moet worden door mijn luiheid, door het schitterende weer en door de moeilijkheid van het onderwerp.’ Eerder schreef hij aan Olga Knipper, zijn vrouw: ‘Het stuk dat ik voor het Kunsttheater schrijf zal zonder meer grappig zijn, heel grappig – in ieder geval in intentie.’ Daar raakt hij aan een algemeen gevoelig punt in zijn toneeloeuvre: men speelde zijn werk in zijn ogen niet licht genoeg. Hij verafschuwde theatrale middelen en alle manieren waarop regisseurs zijn stukken ‘een schijn van werkelijkheid’ mee wilden geven. Te sentimenteel, te bombastisch. Bij een repetitie van een van zijn werken zou hij voortdurend ineengekrompen zijn en gezegd hebben: ‘Niet theatraal alsjeblieft, laat het gewoon simpel zijn, gewoon simpel.’ Stanislavksi, de geëerde regisseur van het Kunsttheater, zou zijn werk veel te ‘huilerig’ opvoeren. Toch is de melancholische ondertoon ervan moeilijk te negeren. Alsook: de grote aandacht voor een van onze misschien treurigste onvermogens: het onvermogen te veranderen. Ik interpreteer zijn paniek over sentimentaliteit in de opvoering vooral als een verlangen naar een tegenkleur: het is al erg genoeg, speel het dan ook niet ‘erg’. Hilariteit tegenover ernst. Joligheid tegenover eenzaamheid. Opgewektheid tegenover moedeloosheid.

wat

Ook zijn laatste toneelwerk, deze De Kersentuin, is een komedie. Een ongrijpbaar en niet makkelijk vast te pinnen werk. Over rouw, over vergankelijkheid, over de leugens die we nodig hebben om te kunnen blijven leven met onszelf. Het handelt over hoe het steeds moeilijker wordt voor adellijke families om hun bezit rendabel te houden. Dit onder andere omdat onder Alexander II het lijfeigenschap werd afgeschaft. Ook de landeigenares Ljoebov Andrejevna Ranevskaja kampt met dit probleem. Zij is een typisch tsjechoviaans personage te noemen: zij weet heel goed dat het zo niet langer kan doorgaan, toch gaat zij nog langer zo door. Met schulden maken en champagne drinken, wollige onwaarheden vertellen en met naar buiten staren om vol weemoed over vroegere rijkdom en geluk lange verhandelingen af te steken. (Random fact: In een veel eerder toneelwerk laat Tsjechov een personage met een schaar alle andere personages die te lang ergens over uitweiden inkorten.) Lopachin, een zoon van een vroegere lijfeigene is de vertegenwoordiger van de snel opkomende middenklasse. Hij is de praktische denker, die een deel van het verlies lijdende landgoed verkopen wil, de kersenbomen wil omhakken en er een vakantiehuisjespark van wil maken, zodat de rest behouden kan blijven. Ljoebov kan niet meebewegen met dit nieuwe denken. Wat ze wel kan is praten. Praten, praten, praten.

En dat tot in het oneindig treurig grappige.

Door: Hannah van Wieringen

Kersentuin
Anton Tsjechov
De kersentuin
Uitgeverij Int. Theatre & Film
Vertaler: Gerardjan Rijnders
96 pagina’s
€ 12,50