SLAA

SLAA

Stille heldinnen – Dominique van Varsseveld

Stille heldinnen – Dominique van Varsseveld

Op dinsdag 25 juni organiseerde SLAA samen met Janice Deul het programma ‘Stille heldinnen: vrouwen in verzet tegen de slavernij’, in het teken van Keti Koti. Tijdens het programma luisterden we naar een gesprek tussen Roline Redmond, Phaedra Haringsma en Janice, en naar een performance van Zulile Blinker. Daarnaast droeg journalist Dominique van Varsseveld een tekst voor die ze speciaal voor deze avond schreef.

Vandaag, op 1 juli, is het Keti Koti. We herdenken op deze dag de afschaffing van de slavernij in Suriname en het Caribisch gebied. Officieel een feit op 1 juli 1863, hoewel voormalig tot slaaf gemaakten nog tien jaar lang gratis moesten werken. Vanaf vandaag kun je op onze website de prachtige tekst lezen die Dominique voor ‘Stille heldinnen’ schreef.

 

Stille Heldinnen

De avond bij SLAA zou gaan over Ma Pansa; de vrouw die een hele gemeenschap wist te dragen door zaden in haar haren te vlechten. Terwijl ik meer over haar leerde beeldde ik mij de krachtige en resolute handen van Ma Pansa in, en kwam ik bij een herinnering terecht waarvan ik niet meer wist dat die in mij huist. Toen ik klein was werd ik op gezette tijden in kleermakerszit voor de leren bank in onze beige woonkamer geparkeerd. Mijn moeder slaakte altijd een luide zucht als het moment daar was om de haren van haar dochters te vlechten. Als derde van vier kinderen vormden mijn haren een klus die zo snel mogelijk moest worden geklaard. Al leunend tegen haar benen volgde ik strenge regieaanwijzingen op: ‘kin omlaag’, ‘hoofd opzij’, en vooral ‘blijf stil zitten’. Ik herinner me het gestolde zoet, de geur van de pot met gele wax die voor de gelegenheid op het kussen naast haar schoot werd neergezet. Binnen de muren van het rijtjeshuis, in mijn geboorteplaats Groningen, op de momenten waarop de grove kam met ijzeren spijlen onverbiddelijke scheidingen door mijn haar trok, bleek mijn moeder over een spierkracht te beschikken die ik mij niet kon voorstellen. Het was het eerste moment waarop ik had kunnen inzien dat er achter vrouwelijke kracht een complexe intimiteit schuil kan gaan. Maar ik was niet het kind ernaar om dat te waarderen, en de straffe persoonlijkheid van mijn moeder lag nog verder van mij vandaan dan haar geboorteland Suriname, dat altijd sluimerend in ons gezin aanwezig was. Zij was Zwart en rechter, ik was all over the place en gaf haar de schuld van alles wat moeilijk was in mijn leven. Want waarom was altijd alles een gevecht, en waarom konden we niet gewoon normaal zijn? In ieder geval was het in die periode onbestaanbaar om een Zwarte vrouw met al haar dagelijkse beslommeringen als heldin te zien.

Los van de verhouding waarin ik mijn moeder niet als heldin zag, schuilt in het woord zelf al iets dubieus. Een heldin blijft onaantastbaar in mijn verbeelding. Ik zie een standbeeld voor me, een vrouw op een sokkel: onbreekbaar en onbereikbaar. Als ze in beweging zou komen dan zou dat zijn zoals in een oude superheldenfilm; als een heldin met golvende haren en een wespentaille. Ondanks haar ranke armen en smalle postuur heeft ze de spierkracht van een os en de impact van een orkaan, en de bedreigingen in haar wereld zouden eendimensionaal zijn en zichzelf kenbaar maken met een cape en een bulderende lach.

Maar heel veel uitdagingen van Zwarte vrouwen of vrouwen van kleur zijn juist gelaagd, impliciet en soms geniepig geraffineerd. Groningen tijdens mijn jeugd was nuchter, ook in het alledaags racisme. Het kwam er vaak op neer dat het vooral niet de bedoeling was dat je de status quo zou bevragen. ‘Doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg’, was het motto waar iedereen zich in kon vinden. Daarbij ‘maakte het niet uit als je een kleurtje hebt’, maar uit de terloopse aannames van witte vriendinnetjes bleek dat Zwart vanzelfsprekend gelijk stond aan kansarm. ‘Heb je dat boek al gelezen? Ben je geadopteerd ofzo?’ Expliciet racisme was er ook, zoals het n-woord gedicht in mijn vriendenboekje van groep 3, het liedje Moriaantje zo zwart als roet, of de overblijfmoeder die dacht dat ik een zakje paprikachips had gejat want ‘dat doen jullie toch allemaal’. Dat anders zijn ook waardevol zou kunnen zijn en nieuwe werelden zou kunnen ontsluiten kwam in mijn omgeving niet op. Binnen de vier muren van ons huis was het anders zijn er wel. Mijn ouders kookten groenten niet eindeloos door, ze discussieerden met een geagiteerde fluistertoon over de Surinaamse politiek en na het avondeten werd er gedanst op Lieve Hugo. In de warmte van thuis leefde het geparkeerde deel van mezelf weer op. Toch hadden de gescheiden werelden een grote impact, en heb ik anti-Zwart racisme onvermijdelijk geïnternaliseerd.

Door twee zaken kantelde het Zwarte bewustzijn in mij; de eerste was het overlijden van mijn moeder in 2012. De tweede was een groeiend besef over ons koloniale verleden. Deze twee ontwikkelingen gingen naadloos in elkaar over. In de nieuwe verhouding tot mijn moeder na haar overlijden kwamen haar verhalen weer terug, bijvoorbeeld over de plantage De Vier Kinderen van onze voorouders, over hoe ingenieus er met koto’s en Angisa’s boodschappen werden overgebracht, over hoe tot slaafgemaakten in liederen waarschuwingen wisten te verstoppen, en de verhalen over slimme tantes en een sterke oma. Ik begreep beter hoe ze kostbaar probeerde te maken wat juist niet waardevol werd gevonden. Daarnaast veranderden de culturele instellingen. Naast het eeuwenlange dominante narratief over het koloniale verleden waarin de zogenaamde Nederlandse pioniersgeest werd geprezen, claimden de Zwarte perspectieven die hun plek tegen onwaarschijnlijke kansen in bevochten hebben steeds meer ruimte. Maar in het beter zien van deze donkere bladzijden blijven de vrouwen in verzet tegen slavernij nog steeds te veel in de schaduw van de geschiedenis.

Een voorbeeld: de Surinaamse kunstenaar Gerrit Schouten tekende in 1832 drie mannen op tijdens een proces. Hij gaf daarmee een gezicht aan de verzetsstrijders Codjo, Mentor en Present. Twee jaar na het overlijden van mijn moeder verbleef ik met mijn zusje in Suriname en keek ik naar de afbeelding op een verweerde muur, naast de cel met de beruchte bijnaam ‘Het kakkerlakkengat’ in Fort Zeelandia. Ik werd erdoor geraakt, en kwam tot de realisatie dat zo’n zeldzame tekening waarschijnlijk alleen was weggelegd voor mannen, de gezichten van vrouwen in verzet tegen trans-Atlantische slavernij zijn niet tot nauwelijks vastgelegd. Op de tekeningen van een van de bekendste documenteerders van slavernij in Suriname, John Stedman, worden Zwarte vrouwen of vrouwen van kleur ofwel als begeerlijk afgebeeld en extreem geërotiseerd, of is te zien hoe ze de wrede lijfstraffen ondergaan. Als je je realiseert dat vrouwen bijvoorbeeld wapens smokkelden naar plantages of de gewonden na een opstand verzorgden en ontsnappingspogingen organiseerden dan is er zoveel meer. Gelukkig zijn er wel de mondeling overgeleverde verhalen, waaruit blijkt dat de vrouwen die besloten hebben om zich te verzetten in hun tijd werden geëerd. Bijvoorbeeld, als we het over de Nederlandse koloniale geschiedenis hebben, de vrijheidsstrijder One-Tete Lohkay op Sint Maarten die volharde in haar pogingen om te ontsnappen, en Virginia Dementricia, die in opstand kwam terwijl Jan van der Biest haar tot slaaf maakte op Aruba. De moed van deze vrouwen, en het doorzettingsvermogen waarmee ze telkens opnieuw besloten om zich niet te voegen naar het systeem waarin ze vast zaten kunnen we, als je het eenmaal weet, niet meer buiten de deur houden.

Terug naar Ma Pansa. De realisatie die zij bij mij opriep is dat door generaties heen jonge meisjes tegen de benen van hun moeder hebben aangeleund terwijl hun haar streng doch liefdevol werd gevlochten. Het systeem van kolonialisme en slavernij floreerde door de ontmenselijking van Zwarte mensen. Juist tegen deze achtergrond wisten vrouwen zich te verzetten in kleine gebaren die ze overdroegen. En deze verhalen raken steeds minder geïsoleerd, en op steeds meer plekken vervlochten met wat we als mooi en waardevol kunnen koesteren. Ik hoop dat we daar in deze periode, waarin het ontmenselijken van anderen steeds onvermijdelijker geïnstrumentaliseerd wordt in de Nederlandse politiek, naar kunnen blijven zoeken.

Dominique van Varsseveld is journalist en schrijver. Ze is redacteur bij de VPRO van het geschiedenisprogramma OVT, over de onvoltooid verleden tijd. Daarnaast schrijft ze voor de cultuurredactie van NRC, onder andere over het slavernijverleden. Voor de tentoonstelling Surinaamse Schrijvers – De weg naar een onafhankelijke literatuur, een samenwerking tussen het Nationaal Archief in Paramaribo en het Literatuurmuseum in Den Haag, was ze gastcurator en projectcoördinator. Bij Uitgeverij Querido werkt ze aan haar debuutroman. Haar korte verhalen zijn te lezen in De Revisor, Extra Extra Magazine en de jubileumbundel van Winternachten-Writers Unlimited. In 2021 en 2022 zat ze in de jury van de Boekenbon Literatuurprijs.

//Foto: Lariza Zaldy