SLAA

SLAA

Inleiding Kyrian Esser – Roze Filmdagen

Inleiding Kyrian Esser – Roze Filmdagen

Op zondag 24 maart stond SLAA op de Roze Filmdagen! Kyrian Esser droeg een inleiding voor bij de film Arrête avec tes mensonges (Lie With Me). Deze film is gebaseerd op de roman van Philippe Besson en gaat over schrijver Stéphane Belcourt die na vijfendertig jaar terugkeert naar zijn geboortedorp. Daar ontmoet hij Lucas, de zoon van zijn jeugdliefde. Zo wordt Stéphane teruggeworpen naar zijn tienerjaren, waarin hij een stiekeme relatie had met Thomas (Guilane Londez). Tegelijkertijd begint Lucas te begrijpen wie zijn vader was.

Hieronder lees je de inleiding van Kyrian.

 

LIEFDE BUITEN TIJD EN RUIMTE

HOMO’S

Ik ben uitgenodigd om iets inleidends te zeggen over deze film, Arrête avec tes mensonges, die is gebaseerd op een boek van Philippe Besson met dezelfde titel. Ik zag eerst de film en las daarna het boek en ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om een paar gedachten met jullie te delen die ik tijdens het kijken en het lezen had. Daarbij zal ik proberen niet te veel prijs te geven over de plot van het verhaal, maar heel in het kort: film en boek kijken vanuit een raamvertelling terug op de prille romance tussen twee zeventienjarige jongens op het Franse platteland. Ze heten Stéphane en Thomas. Ik ben vermoedelijk gevraagd om deze inleiding te geven omdat ook ik een boek heb geschreven over een liefde tussen twee jongens. Bij mij heten ze Tobias en Wouter. Het boek was mijn debuut en omdat het een homoseksueel boek was maakte het van mij een homoseksuele schrijver.

Een roman schrijven is misschien wel de makkelijkste manier om uit de kast te komen naar kennissen, collega’s, vrienden, familie en de pastoor van mijn moeders parochie. Dat laatste was overigens geen probleem, want toen mijn roman uitkwam was onze pastoor al door de kerk geschorst, omdat ook hij een homoseksueel boek had geschreven.

Het was niet mijn bedoeling uit de kast te komen toen ik aan mijn boek begon. Ik wilde een wandeling door Hamburg beschrijven die ik ooit had gemaakt toen ik, onderweg terug van een motorvakantie, een avond in die stad verbleef. Mijn literaire helden behoorden bovendien niet tot de ‘homoseksuele canon’. Niet Wilde, niet Isherwood, niet Aciman, maar Robert Walser en Rainer Maria Rilke waren mijn voorbeelden.

Hun schrijven is misschien androgyn te noemen – als je zoiets over schrijven kunt zeggen – en passages in hun boeken getuigen van een zekere seksuele ambiguïteit: Walser beschrijft ergens zijn obsessie met een schoolvriendje op wie hij duidelijk een crush heeft – iets tussen willen zijn en willen hebben in – en spreekt de stiekeme hoop uit dat dit klasgenootje een meisje zou zijn; Rilke op zijn beurt werd tot hij naar school moest zelf als meisje opgevoed en droeg tot zijn vijfde alleen maar jurkjes. Maar als expliciet queer staan deze schrijvers niet te boek.

En, zoals ik zei, was ik er niet op uit een homoseksueel verhaal te schrijven. Alleen was ik erg verliefd terwijl ik over die wandeling in Hamburg schreef. Ik was erg verliefd op een jongen. Op een jongen met wie ik in het voorafgaande jaar goed bevriend was geraakt en aan wie ik onlangs had verteld dat ik misschien wel ‘gevoelens aan het ontwikkelen’ was. Helaas raakte hij in shock na die bekentenis en verdween hij stotterend door een deur en daarna hoorde ik heel lang niks meer van hem. Hij reageerde niet meer op berichtjes. Ook niet op die waarin ik beweerde dat het allemaal wel meeviel met mijn ‘gevoelens’ en dat het onze vriendschap niet in de weg hoefde te staan. Daarmee hield ik mezelf natuurlijk voor de gek. Maar de plotselinge verdwijning van deze persoon uit mijn leven had me pijn gedaan, zo hard en abrupt en onverwacht was ze. Ik had nog nauwelijks iets gezegd of degene van wie ik was gaan

houden trok zich volkomen uit mijn bestaan terug. Geen woorden, geen overleg, niet eens een afwijzing.

Ik was dus aan het schrijven met liefdesverdriet, of nee, het was nog geen verdriet, want ik was eigenwijs en was nét pas verliefd, en bovendien voor het eerst echt op een jongen, dus ik vond dat ik het recht had er nog een tijdje van te genieten voordat de liefde verdriet werd. Ik zat dus verliefd te schrijven, en automatisch werd de beschrijving van de wandeling door Hamburg een beschrijving van iemand die verliefd was. En terwijl wat ik schreef een verhaal werd, werd het een liefdesverhaal.

IT’S NOT A GAY STORY, IT’S A LOVE STORY

“When homophobic hate comes my way and says, ‘why did you have to make it a gay story,’ we say, ‘because you ask questions like that.’ It’s not a gay story, it’s a love story, you asshole.”

Dit zijn de woorden van Nick Offerman, toen hij eind februari een prijs in ontvangst nam voor zijn rol in een aflevering van The Last van Us – een serie gebaseerd op een zombie-game. In de betreffende aflevering speelt Offerman een man die een andere man aantreft in een van zijn boobytraps. In een veilig vacuüm te midden van de zombie-apocalyps bloeit hun liefde op. Later in de serie zien we een romance ontstaan tussen hoofdpersoon Ellie en hun beste vriendin.

Maar The Last of Us gaat niet over homoseksualiteit, of over queerness, het gaat over mensen die van elkaar houden. Hetzelfde beweer ik graag over mijn roman. Toch hoef je maar een blik om het omslag te werpen om te zien dat mijn boek in een esthetische traditie staat van queer coming of age-literatuur, of beter gezegd, van verhalen over de eerste romantische avonturen van (overwegend witte) homoseksuele jongens.

Mijn moeder vroeg me laatst naar de keuze voor dit titelbeeld. Ook voor haar was mijn boek in de eerste plaats een liefdesverhaal, niet een boek over homo’s. Dus waarom dan die foto met al dat mannelijk vlees op de flap? Ze dacht dat haar kennissen het daardoor niet zouden oppakken in de boekwinkel. Why did you have to make it so gay?

Helaas, de homoseksuele liefde is voor de meeste mensen nog altijd eerst homoseksueel en dan pas liefde. Wanneer ik dus beweer dat mijn boek géén homoseksueel boek is, maar vooral een coming of age-roman of een liefdesverhaal, wanneer ik me aan een vermeende universaliteit vastklamp, ga ik waarschijnlijk voorbij aan dat wat specifiek of herkenbaar is aan ‘de’ homoseksuele ervaring, die toch, al mijn aanvankelijke ambities ten spijt, in mijn boek doorklinkt; in details, gedachten en kleine gebaren, die mijzelf elke keer verrassen wanneer ik ze in het werk van anderen herken.

FANTASIE ALS VERVANGING VAN DE WERKELIJKHEID

“Jacob hielt zich intens bezig met het bedenken van ongelukken. Hij verzon voor zijn mooie schoolvriendjes en buurjongens altijd de meest bizarre rampen en tegenslagen, waaruit hij ze dan kon redden.”

Dit is een passage uit Gerrit Komrij’s autobiografische boek Verwoest Arcadië. Net zoals de kleine Jacob bij Komrij fantaseert hoe het huis van zijn buurjongen in de fik staat en hij het zolderraam binnenzeilt om hem uit bed te tillen en van de vlammen te redden, zo stelt Wouter zich in mijn boek voor hoe hij een van de objecten van zijn aanbidding, doorweekt en verdwaald ergens in de kou op straat tegenkomt en hem mee naar huis moet nemen om hem onder de lakens bij zich te houden en op te warmen. Dit soort erotisch-dramatische fantasieën spelen ook een rol bij Besson. Het boek heet niet voor niets Arrête avec tes mensonges (hou op met je leugens), de zin die zijn moeder hem pleegde toe te werpen wanneer hij weer met een of ander bizar verhaal kwam aanzetten.

Maar voor veel queer kinderen en jongeren is fantasie de onvermijdelijke vervanging van een niet-geleefde werkelijkheid. In Lie with me (engelse vertaling) wordt Stéphane verliefd op Thomas uit de parallelklas. Hij durft niet bij hem in de buurt te komen. Besson schrijft: “Ik wist niks van hem. Kortom, ik kan van alles fantaseren. Op sommige dagen is hij een artistiek kind uit een gezin dat sympathie voor mei ’68 zal hebben gehad. Op andere dagen is hij een burgermanszoon, een beetje losgeslagen zoals telgen die hun bekrompen ouders willen dwarszitten dat soms zijn.”

In werkelijkheid blijkt Thomas een boerenzoon uit een diep katholiek nest van Spaanse landarbeiders. Spoiler: het zal tot een romance komen tussen Thomas en Stéphane, maar, zo schrijf Besson later: “Ik zal de boerderij, de wijnranken eromheen, de grazende beesten niet zien. Binnen zal ik de frisse tegels, de gepleisterde muren, de donkere lage ruimtes, de zware meubels niet zien (ik fantaseer, snap je? Ik fantaseer, juist omdat ik het niet gezien heb.) Ik zal zijn ouders niet zien, zelfs niet vanuit de verte. Geen gewisselde blik, geen toegestoken handen.”

Stéphane heeft geleerd zijn nieuwsgierigheid te verbergen, zijn vervoering en zijn enthousiasme te smoren en met de deksel op de pan te laten inkoken tot het weemoed wordt. De leegte die in hem achterblijft vult hij met zijn fantasie. “Maar ik moet onbeweeglijk blijven.” schrijft Besson, “me beheersen.”

Hoe kun je liefhebben zonder beweging? Is liefde niet per definitie beweging? Iemand moet uiteindelijk een poging doen. Zonder de kans op mislukking, geen kans op geluk. Tot onze opluchting heeft Thomas meer lef. Of minder fantasie. Hij benadert Stéphane op een onbewaakt moment op het schoolplein en nodigt hem uit voor een drankje.

LIEFDE BUITEN TIJD EN RUIMTE

Stéphane is naïef, hij begrijpt in eerste instantie niet waarom Thomas voor een bar aan de rand van het dorp bij de doorgaande weg heeft gekozen. “Zo onschuldig,” schrijft Besson, “zo achterlijk ben ik nog.”

Het is makkelijk om jaloers te zijn op de naïeve jongens. Op jongens die zich al ge-out hebben voordat ze er erg in hebben, voordat ze zelf een idee van hun seksualiteit hebben ontwikkeld. Doordat ze fouten maken. Doordat op jonge leeftijd hun meisjesachtigheid doorschemert. Doordat ze hun vervoering en fascinatie niet adequaat weten te verbergen of nog niet inzien welke gevoelens en gedragingen ze de kop in moeten drukken. Deze fouten bevrijden hen in de ogen van de vroegvolwassenen, die

al te gauw begrijpen hoe de vork in de steel zit en zich aanpassen, ingraven, of wanneer ze zich niet kunnen beheersen, in het grootste geheim te werk gaan, doodsbang om gepakt te worden.

De zo doortastende en op het eerste gezicht dappere avances van Thomas zijn bij nader inzien dus niet zo romantisch als we hoopten. Hij heeft de naïeve Stéphane aangesproken “omdat het zich als iets noodzakelijks opdrong. Omdat het te vermoeiend was ertegen te vechten.” En Thomas durft Stéphane in vertrouwen te nemen, vrijuit over dit soort dingen met hem te spreken, juist omdat hij vermoedt, of beter gezegd: begrijpt, dat Stéphane na zijn eindexamen niet in het dorp zal blijven, niet in het dorp kán blijven. De ontmoeting tussen de jongens kan alleen plaatsvinden, zegt Thomas: “Omdat jij weg zult gaan en wij zullen blijven.”

Hun eerste toenadering draagt dus al het einde in zich. Er is geen toekomt, en als ze met hun geheime afspraakjes stoppen, zal er ook geen verleden zijn. Hun romance wordt iets waarover niet gesproken wordt en waaraan geen herinnering mag bestaan.

Als het een liefde aan toekomst en verleden ontbreekt, hun je dan eigenlijk wel spreken van een liefde in het nu? De relatie die zich tussen Stéphane en Thomas ontvouwt staat in feite buiten de tijd. En omdat ze steeds stiekem tussen de schuifdeuren plaatsvindt, in het geheim, in verlaten cafés en kleedkamers, staat ze niet alleen buiten de tijd, maar ook buiten de ruimte. Dit zou je romantisch kunnen opvatten, omdat een hevige verliefdheid zich altijd een beetje aan tijd en ruimte lijkt te onttrekken, maar het is een gemankeerde liefde. Een liefde die het niet vergund is vorm te krijgen en duur te kennen. Ze kan fladderen en wegglippen, maar nooit een plaats innemen, nooit concreet en praktisch worden.

Uiteindelijk trekt Thomas zich terug zonder er een punt achter te zetten. Hij zorgt dat hij Stéphane niet meer tegenkomt. In de woorden van Besson: “Ik stuit op het tegendeel van wat ons naar elkaar toe heeft gedreven. Op de opheffing van het beeld.” En de voorspelling komt uit: Stéphane vertrekt naar de stad en Thomas blijft bij zijn familie, bij de boerderij. Maar in Bessons boek is zijn blijven geen keuze, het is een niet-keuze. Net zoals de heteroseksuele relatie waarin hoofdpersoon David terechtkomt in de beroemde roman Giovanni’s kamer, geen keuze is, maar het niet durven kiezen voor een man.

Het is onzin om te proberen de seksualiteit van al deze personages op een spectrum te plaatsen. Zijn ze wel homo, zijn ze niet eigenlijk hetero, of heteroflexibel, of bi? Wat maakt het uit! Uiteindelijk vertrekken ze zonder hun geliefden iets uit te leggen, zonder woorden, zonder afwijzing. Over Giovanni’s kamer zei James Baldwin: “It’s not so much about homosexuality, it is about what happens if you are so afraid that you finally cannot love anybody.”

Nu leven we niet in het Parijs van de jaren vijftig, zoals Baldwin, of op het Franse platteland van de jaren tachtig, zoals Besson. Maar toch is het een terugkerende tragedie in de homoseksuele literatuur, eentje waar ook mijn boek zich niet aan onttrekt: Geliefden die vertrekken zonder tekst en uitleg. Ik speculeer niet over de seksualiteit of de redenen van de jongen die stotterend voor mijn liefdesverklaring vluchtte, maar ik kan nooit zeker weten of zijn zwijgzame afwijzing werkelijk een

keuze was, of een door homofobie ingegeven niet-kiezen. Dat maakt het liefdesverdriet zo dubbelzinnig. Net als Bessons hoofdpersoon werd ik heen en weer geslingerd tussen enerzijds het gevoel van verloochening, en anderzijds de gedachte: “Misschien was hij gewoon teleurgesteld, bleek ik niet aan zijn verlangen, aan zijn verwachtingen te voldoen.”

Voor de in stilte afgewezenen slaat dit verwijt al gauw naar binnen. Is mijn liefhebben misschien aanstootgevend? Doe ik het verkeerd? Ben ik slecht? Is hij daarom gevlucht voor me, omdat ik mijn gevoelens toonde en hij zag dat ze lelijk waren? Omdat mijn liefde lelijk is?

DE HOMOSEKSUELE SCHRIJVER ALS NAR

Paradoxaal genoeg heb ik het gevoel dat terwijl ik dichter bij de kern geraak, bij de meer moeizame delen van ‘de’ homoseksuele ervaring, ik tegelijk op het vlak kom van emoties en onzekerheden die juist universeel zijn, die van toepassing zijn op elke liefhebber op aarde, op iedereen die ooit het lef heeft gehad verliefd te worden. En tijdens het schrijven van deze inleiding denk ik steeds weer: is Lie with me niet gewoon het verhaal van een stel tieners? Hebben we hier niet gewoon te maken met verschillende mensen met verschillende karakters: de een naïef, geneigd tot zelfrelativering en vrolijkheid, de ander ernstig, misschien wel depressief. Of: de een aardig, de ander een lul. Of: de een die aanvankelijk niet durft en uiteindelijk een dappere keuze maakt, en de ander die aanvankelijk lef heeft, maar uiteindelijk laf blijkt. Of gaat het om klasse? Is Stéphane de burgerzoon met de goeie cijfers die hem toegang tot de stad verschaffen en Thomas de landarbeider die ertoe veroordeeld is de boerderij over te nemen; is dat uiteindelijk wat hun lot bepaalt en hun relatie doet stuklopen?

Al die vragen zijn even relevant als overbodig. Arrête avec tes mensonges gaat over twee mannen en hun liefde voor elkaar. Eén ervan wordt schrijver. Omdat de inmiddels volwassen Stéphane liefdesverhalen tussen mannen schrijft is hij al gauw een ‘homoseksueel schrijver’. Nu wordt een schrijver al geacht een beetje buiten de wereld te staan. Voor een homoseksueel schrijver geldt dat nog sterker. Hij is de nar die de koning en koningin mag vermaken. In de film zegt een van zijn opdrachtgevers: “Maak mijn vrouw nog eens aan het huilen, daar ben je zo goed in.” De subtekst luidt: je bent hier welkom om je kunstje te vertonen; de tragedie van de homoseksuele liefde mag worden voorgespeeld en je verlangen mag in mooie stijlfiguren worden omschreven, maar de werkelijke liefde, de succesvolle liefde, je zoenen, je seks, dat alles is meer materiaal voor de verlaten kleedkamer van een gymzaal of een donkere steeg. Neutraliseer wat er expliciet aan is. Make it a love story, not a gay story. Zijn wij niet een te brave nar als we zeggen: ik schrijf geen homoseksuele boeken, maar liefdesverhalen? Buigen we dan niet mee met wat van ons wordt verwacht?

Besson schrijft in de roman over zijn eigen literaire voorbeelden: Hij prijst: “de ongekende macht van de neutrale, blanco stijl, zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid.” Ik bleef hangen bij deze passage, omdat ik zelf sterk twijfel aan het bestaan van zoiets als een neutrale, blanco stijl. Misschien net zozeer als ik twijfel aan het bestaan van een universeel liefdesverhaal. Ik geloof dat je door wat je schrijft en hoe je het schrijft altijd kleur bekent, of je wilt of niet.

“It’s not a gay story, it’s a love story,” zegt Offerman over The Last of Us. Maar je zou ook kunnen beredeneren dat zijn personage de ruimte en de tijd krijgt om zijn verliefdheid te laten opbloeien, niet ondanks de zombie apocalyps, maar juist dankzij de vernietiging van de beschaving die hem die ruimte en die tijd niet zou hebben vergund.

Ook mijn verliefdheid is in een vacuüm ontstaan. De jongen in kwestie leerde ik tijdens de lockdown kennen en onze ontmoetingen speelden zich min of meer onder een glazen stolp af. Niet in het openbaar. Zelden in gezelschap. Nu dringt de vraag zich aan mij op: had ik ook het lef gehad verliefd om hem te worden, als we niet zo onbespied buiten tijd en ruimte hadden gezweefd? Had ik dan durven kiezen voor een man?

IT’S A GAY LOVE STORY

Het zijn de kiezers die de homoseksuele liefde navertellen, zelfs al maken ze de niet-kiezer tot hoofdpersoon, zoals Baldwin in Giovanni’s kamer. Besson kiest voor het perspectief van Stéphane. In Lie with me verdwijnt Thomas niet alleen uit het leven van de hoofdpersoon, maar ook uit het boek en uit de film. Hij kan niet langer voor zichzelf spreken, heeft geen tekst meer, geeft geen uitleg. Hij verwordt tot een herinnering van de ander, en we zullen nooit echt weten wat hem omging, toen hij stilletjes koos het verhaal te verlaten.

En wat mijn corona-vacuüm-geliefde betreft: na zijn verdwijning was ik de enige getuige van het feit dat er zich überhaupt iets tussen ons had afgespeeld. Liefde is in al haar vormen al zo ongrijpbaar, maar op dat moment voelde ze ook kwetsbaar, als iets dat zomaar vergeten kon worden. Op een afwijzing had ik me voorbereid, die kon ik verdragen, maar vergeten ging me te ver.

Daarom schreef ik over mijn verliefdheid, die niet te ontkennen was, die nog altijd in mij ronddartelde en soms op de pagina’s neerstreek, maar steeds als ik er bijna in slaagde iets van haar te vangen, alweer wegfladderde als een klein, schuw vogeltje. Ik wilde concreet zijn over iets ongrijpbaars, door mijn gevoelens van lust en verlangen op papier te zetten en de fantasie – waarin queer jongeren geoefend zijn – om te vormen tot een werktuig van emancipatie, een plek om te spelen en te oefenen voor echte relaties die komen gaan, met jongens die niet angstig door deuren verdwijnen.

En als iemand mij vraagt: is it a gay story or a love story? Dan denk ik dat ik voortaan antwoord: it’s a gay love story.

Geniet van de film!

 

//Foto: Justine Knijn