SLAA

SLAA

Maandagochtendstraten #6: De Dubbeleworststeeg

Olivier Willemsen

Maandagochtendstraten #6: De Dubbeleworststeeg

Olivier Willemsen

Wie niet beter weet, zou denken dat de namen van sommige stegen in het centrum ter plekke door gemeenteambtenaren zijn bedacht die op dat moment in diezelfde steeg een coffeeshop uit zweefden. De Nadorststeeg, bijvoorbeeld. Of de Balk in ’t Oogsteeg. Vandaag ben ik in de Dubbeleworststeeg, vernoemd naar oud-bewoner Lourens Dubbelworst. Het straatnaambordje hangt er hoger dan normaal, om te voorkomen dat verzamelaars van gekke namen het meenemen.

Het is maandagochtend. Op de Heibrug, schuin tegenover de ingang van de steeg, staat een paarse vrachtwagen van een groothandelaar. Vier knipperlichten aan, klep naar beneden. Ik kom de horecaleveranciers vaker op de maandagochtend tegen, dat tijdstip waarop de stad na de plunderingen van het weekend weer wordt bijgevuld; bevoorradingen vinden op rustige momenten plaats, zoals bijvoorbeeld bij het wielrennen, waar de tasjes met vloeibare koolhydraten nooit in de hectiek op de Alpe d’Huez maar altijd tijdens de vlakke aanloop worden aangereikt. De mannen van de paarse vrachtauto hobbelen kalmpjes met steekwagens vol boter, kaas en eieren heen en weer naar een brasserie aan het Spui.

Naast de ingang van de steeg staat wielerjournalist Thijs Zonneveld te telefoneren. Ik herken zijn gezicht van de praattafel waaraan Mart Smeets ’s zomers zijn glas naar de kijkers thuis heft. Tijdens het telefoongesprek zet Zonneveld zijn schoenzool koeltjes tegen de muur van het hoekhuis waarin Lourens Dubbelworst, wie kent hem niet, nou wij, in de zeventiende eeuw woonde. Zonnevelds houding oogt zelfverzekerd, alsof hij zich tijdens het bellen door de wereld in de rug weet gesteund. Terwijl ik naar zijn benen kijk, realiseer ik me dat ‘Dubbeleworstbenen’ zomaar een term uit het wielrennen had kunnen zijn; de benaming voor de vlezige salamikuiten van een Italiaanse massasprinter, bijvoorbeeld. De wielerwereld houdt er sowieso een eigenzinnig vocabulaire op na, met woorden als wegkletsen, linkeballen en pap in de benen. Ik luister het gesprek van Zonneveld stiekempjes af, maar hoor helaas geen nieuwe gekke woorden.

Als ik door de krappe steeg wandel, voel ik me als Mozes die zojuist de zee heeft gespleten. Ik loop in een bankschroef, aan weerszijden ingeklemd door de kale muren van twee hoge grachtenpanden. Het licht is er schaars en veel nut lijkt het steegje niet te hebben. Er komt een handvol voordeuren op uit, maar dat is het wel zo’n beetje. Het lijkt vooral een historische stadsplanningsfout waarna er geen huis meer tussen kon worden gebouwd. Dan maar een steeg. Wellicht dat de briljante Israëlische filmmaker en schrijver Etgar Keret er nog een poging kan wagen*. De naam van de steeg past alvast prima in zijn oeuvre. Volgens een bewoner, die ik aanspreek als hij zijn voordeur verlaat om naar zijn werk te gaan, is het er altijd kil en donker ‘als achter de deur van een koelkast’. Hij zegt dat de smalle doorgang geregeld wordt gebruikt voor activiteiten die het daglicht niet kunnen verdragen. Zo heeft de steeg in ieder geval toch nog een functie, want ook onze bandieten hebben recht op een voor hun sfeervolle werkplek.

Aan de andere zijde stuit ik op de gevel van een sprookjesbosachtige knopenwinkel, die echter gewoon ‘De Knopenwinkel’ heet. Ik had gezien de locatie een meer excentrieke naam verwacht. Zelf schreef ik ooit een bedrijfsplan voor een winkel met de naam ‘In de Knoop’, waar klanten hun schoenveters of kerstboomverlichting door professionals uit de knoop konden laten halen. Maar de bank zag er geen heil in, dus de winkel heeft het daglicht nooit gezien. De Dubbeleworststeeg zou er een prima locatie voor zijn geweest.

Olivier Willemsen