SLAA

SLAA

Maandagochtendstraten #2: Jan de Hondenman

Olivier Willemsen

Maandagochtendstraten #2: Jan de Hondenman

Olivier Willemsen

Hebben de straten in parken namen? Met die vraag in mijn aantekeningenboekje ga ik op zoek naar een verhaal in de maandagochtendstraten van het Rembrandtpark. Veel Amsterdamse stadsparken zijn vernoemd naar beroemdheden; naar Van den Vondel bijvoorbeeld, of naar Sarphati, Martin Luther King, Frits Wester en dus ook naar Rembrandt van Rijn. Wie in zo’n park afspreekt voor een verjaardagspicknick, een liefdesontmoeting of de politie alarmeert na een beroving gebruikt meestal plaatsbepalingen als ‘bij de oude esdoorn naast de reigervijver, tegenover de speeltuin, of we zitten ter hoogte van een in brons gegoten historische figuur van wie we nog nooit hebben gehoord’.

Het Rembrandtpark dateert uit 1958. Het is onlangs gerenoveerd, lees ik op mijn telefoon als ik het park inwandel. Ik loop onder een viaduct (die hebben altijd onbekende namen; wellicht dat ik ook ooit als viaduct eindig) met daarbovenop een niet te missen kunstwerk: twee metershoge honden die op knikkende hoedenplankhondjes lijken. Ze zitten braaf op straat met hun kop naar het park en roepen het verlangen op om in de natuur uitgelaten te worden. Ik wandel op een bruggetje af. Dit park zou prima voor een bos door kunnen gaan; het is rustig, er huppen konijnen en het ruikt er naar schors, blad en grond.

Op het bruggetje staat een vrouw. Ze verscheurt sneden brood en werpt de stukjes naar de meerkoeten en eenden in het water eronder. De diertjes dringen zich rondom elk hapje op als microfoons onder de neus van een zojuist ontslagen voetbaltrainer. Ik vraag de vrouw of ze hier, in dit kalme smalle parkstraatje, ooit iets opmerkelijks heeft meegemaakt. Ze schudt van nee terwijl ze de waterdieren stug door blijft voeren alsof het hartje winter is. Had ze een trechter, dan was er binnenkort foie gras in het park te verkrijgen. Misschien moet ik haar vertellen dat het niet verstandig is om de waterdieren vet te mesten: die gaan zich vervelen en daar komen verkrachtingen van. Het park kent enkele hoofdwegen en vele stegen.

Ik sla een zijweggetje in en denk erover hoe ik dit straatje kan noemen. Wellicht zou elke weg in het Rembrandtpark vernoemd moeten worden naar een van ’s Meesters schilderijen. De Nachtwachtlaan, bijvoorbeeld, al klinkt dat erg Bloemendaal. Ik stap in het gras om twee jongens op een scooter te laten passeren. Later vertelt een man me dat het park geregeld als vluchtroute na een overval wordt gebruikt. Natuurlijk, denk ik, je kan hier in de vele onbekende straten opgaan als James Bond in de mensenmassa van Mumbai.
‘Maar na de herinrichting enkele jaren geleden,’ verklaart dezelfde man, ‘is het park een stuk transparanter geworden.’
Ik spreek twee vrouwen aan. Ze laten zichzelf en een golden retriever uit. De hond heet Floor. Ik vind dat een belachelijke naam voor een hond, maar ik ben deze ochtend zo obsessief met naamgeving bezig dat het me beter lijkt om daarover te zwijgen. ‘O vind jij dat, nou wij vinden Olivier een naam voor een viaduct,’ zou ik teruggekaatst krijgen.

‘Er is daarzo gevochten en flink ook,’ zegt een van de vrouwen.
Ze wijst naar de plek alsof het een akker nabij de Somme is.
‘Ze vlogen mekaar aan, eerst de baasjes, toen de honden. Of nee, eerst de honden, toen de baasjes, nee wacht eerst de baasjes, de honden, toen de baasjes en de honden tegelijk. En toen kwam de hondenman die…’
‘De hondenman?’ onderbrak ik haar liveverslag.
‘Ja, Jan, die dook er met gevaar voor eigen leven tussen.’
‘Jan?’
‘Jan de Hondenman.’

Jan de Hondenman blijkt een graag geziene gast in het park. Hij en zijn roedel reuen en teven trekken hier dagelijks door de naamloze straten. Volgens de vrouwen ruimt hij het zwerfafval op en werpt hij zich zonder angst tussen doorgefokte pitbulls die zich als hanen in de ring van een Mexicaans vechtschuurtje gedragen. Ik vraag de vrouwen of Jan de Hondenman vandaag aanwezig is.

‘Geen idee, maar grote kans dat je hem ziet als je ergens op een bankje wacht.’
‘Waar precies?’ vraag ik.
‘In het laantje bij de oude esdoorn naast de reigervijver,’ zegt een van de vrouwen alsof ze haar woonadres opgeeft.
Ik bedank de twee en schrijf in mijn aantekeningenboekje dat we ons moeten verzetten tegen elk comité dat in de toekomst de straten in stadsparken namen wil geven. Er is niets mooier dan een straat of plek omschrijven, noteer ik. Ik wandel naar het bankje en wacht op Jan de Hondenman. Op het bruggetje wappert de vrouw de laatste kruimeltjes brood boven het water uit.