SLAA

SLAA

Maandagochtendstraten #10: Ontdekkingsreis

Olivier Willemsen

Maandagochtendstraten #10: Ontdekkingsreis

Olivier Willemsen

Ik ging op expeditie naar de Shackletonstraat. Naast me liep een jonge, ondeugende oppashond aan een riempje met me mee. Zijn naam was Dommels, maar de eigenaar van het beest vermoedde dat de hond zelf dacht dat-ie ‘Needommels’ heette – want daarmee werd hij dagelijks aangesproken.

De Shackletonstraat in Amsterdam-West is vernoemd naar de Ierse ontdekkingsreiziger Ernest Shackleton. De beste man leefde aan het einde van de negentiende eeuw, een tijd waarin er op aarde nog flink wat te ontdekken viel. Zo bereikte zijn kompaan in die jaren, de Noor Roald Amundsen, met zijn boot als eerste de Zuidpool. Wie nu nog wat wil ontdekken moet met een shuttle omhoog richting de planeten, een tripje maken met de LSD-Express of… te voet naar de Shacklestonstraat.

Ik was nog nooit in de Shackletonstraat geweest. Een straatje van slechts honderd stappen lang. Ik bleek in goed gezelschap, want een goede ontdekkingsreiziger kan niet zonder een hond. Op het trottoir zag ik een ongure kerel met een New York Yankees-muts. Een inheemse bewoner van dit voor mij onbekende territorium. Voor hem uit liep een minstens zo ongure vechthond. Het potige beest trok krachtig aan de riem en had schuim en kwijl aan tanden en bek. Hij kon Needommels met één hap opeten zoals een T-rex een geit.

Wanneer hondenbezitters elkaar op straat passeren, is het vaak aan de honden of er een gesprek tussen de baasjes plaatsvindt. Mijn oppashond besloot dat ik wel wat gezelschap kon gebruiken en liet zijn achterste uitgebreid door de grote hond besnuffelen. De man met de muts en ik snuffelden niet aan elkaar. Ik stond daar maar wat (mijn expeditie liep nu al vertraging op) en we keken beiden zwijgend naar hoe de honden hun rangorde bepaalden. Het werd echter snel duidelijk wie van de twee het alfamannetje was, want de vechthond klom plots achter op mijn hond, legde zijn stevige voorpoten rondom zijn buik en begon hem met een onnozele blik in de ogen te berijden.
‘Benji, moet dat nou?’ lachte de man.

De ongure man gunde zijn hond het pleziertje. Hij leek me zelf ook een alfamannetje. Ik schatte in dat hij wist hoe een gevangenis er vanbinnen uitzag, en dat hij het tafereel dat zich voor ons afspeelde daar vaker van dichtbij had meegemaakt. Ook Needommels leek het allemaal prima te vinden, maar ik had op mijn expeditie geen tijd voor dit soort escapades van mijn teamleden. Met een ruk trok ik hem onder zijn belager vandaan. Die verdween daarna samen met de man in de aangrenzende Vespuccistraat. Terwijl mijn hond zijn zaakje schoonlikte en daarna aan wat huisvuil snuffelde, beschreef ik de eerste kennismaking met de bevolking van de Shackletonbuurt in mijn logboek. Daarna vervolgde ik mijn weg, de James Cookstraat in. Die zag er echter precies hetzelfde uit als de Shackletonstraat; bakstenen huizen en twee rijen zwarte auto’s als sloten aan weerszijden van de straat. En driemaal raden wie ik daar aan het einde van de straat aan zag komen lopen. Needommels begon al ondeugend te kwispelen.

Ik trok hem mee naar de overzijde van de straat en besloot dat ik voor de komende maandagochtendstratenverhalen een échte ontdekkingsreis moest gaan maken. De zee op. De straten hier leken me te veel op elkaar. In februari komen de volgende maandagochtendverhalen dan ook vanaf een eilandje in een grote oceaan.

Olivier Willemsen