SLAA

SLAA

De Heer denkt na

De Heer denkt na

Met enig feestelijk vertoon

Om onduidelijke redenen belandde een deel van mijn familie in de jaren zeventig in Amsterdam-Zuidoost; mijn tante in Holendrecht, mijn oom, haar broer, in de Bijlmermeer. Het waren de jaren waarin de binnensteden leegliepen en men de moderniteit en luxe van de nieuwbouw ontdekte: schone, nieuwe huizen, groen voor de deur, een veilige speelomgeving voor de kinderen. Zelf waren we in 1975 naar de Merenwijk verhuisd, een aanleunwijk in Leiden, waar we primeurden in de wondere wereld van de wipkip en het woonerf. Soms, niet te vaak, want mijn ouders waren niet zo uithuizig en mijn broertje en ik niet zo logeerderig, werden we naar oom of tante in Bijlmer of Holendrecht gestuurd. Mijn oom bewoonde een in mijn ogen onmetelijk groot appartement in een groot wit flatgebouw met een eindeloos groen grasveld ervoor, mijn tante bewoonde een ietwat kansloos flatje met een triest voetbalveldje ervoor, waar het in de hal altijd naar die typische combinatie van beton, vocht en exotisch voedsel rook.

De flat die mijn oom bewoonde heette Egeldonk, en is enkele jaren geleden wegens gebrek aan succesvol onderhoud en de algehele opknapbeurt die de Bijlmer ten deel viel na de nog altijd onvoorstelbare Bijlmerramp in 1992, gesloopt. Het was precies dat type flat, gebouwd volgens het zogenaamde honingraatprincipe, dat Karin Amatmoekrim tijdens de eerste editie van Bijlmer Boekt! zo mooi beschreef in een ode aan de architectuur van de Bijlmer.

Egeldonk

Afgelopen weekend heb ik me, vanwege Bijlmer Boekt! en het doorbladeren van oude fotoalbums, vol laten lopen met verhalen en filmpjes over de Bijlmer, veel archiefmateriaal, veel achtergrondverhalen, maar er is weinig literatuur te vinden waarin de Bijlmer een rol van betekenis speelt.
Een van de redenen om de serie Bijlmer Boekt! te beginnen was dat we als makers een bibliotheek met Bijlmer-verhalen wilden aanleggen, want na Alleen maar nette mensen van Robert Vuijsje wordt het snel stil op het gebied van Bijlmer-literatuur.

Diezelfde Robert Vuijsje schreef dit weekend trouwens een leuk en zinnig opiniestuk op Volkskrant.nl over de Zwartepieten-discussie, die elk jaar weer een stukje hoger oplaait. Hij scoort een mooi punt met zijn constatering dat het Nederlandse (blanke) volksdeel dat geen begrip kan opbrengen voor mensen die zich gekwetst voelen door Zwarte Piet te veel van hun eigen beleving van het kinderfeest uitgaan: ‘Mijn eerste instinct bleek te denken vanuit de meerderheid en niet als een minderheid. Het was dezelfde denkfout die Henk Westbroek maakte en iedere niet-creoolse Nederlander die oordeelt of Lynn (Roberts vrouw – DdH) of Arnie of Quinsy of al die anderen, wel of niet gekwetst mogen zijn door Zwarte Piet.’ Het is een mechanisme dat bij alle discussies waarin minderheden aangeven dat ze zich achtergesteld of gekwetst voelen optreedt: de meerderheid ziet het probleem niet (doorgaans omdat ze het probleem niet aan den lijve ondervinden) en constateren derhalve dat er daarom ook geen probleem is (dus of alle vrouwen, homo’s, Surinamers, Marokkanen et cetera willen ophouden met zeuren). Vuijsje eindigt zijn betoog terecht met ‘dat iemand een zeurpiet is (pun intended) niet betekent dat hij niet in dit geval een keer gelijk kan hebben.’

Het is geen nieuw inzicht, maar toch is het verrassend hoe snel mensen automatisch in de ‘ik-zie-het-probleem-niet-dus-er-is-geen-probleem’-stand schieten. Ik discrimineer niet, dus discriminatie bestaat niet. Of het bestaat wel, maar we zijn het er allemaal over eens dat het een volstrekt andere menssoort betreft die dat doet, in elk geval niet de weldenkende, hoogopgeleide, stadscentrum verstoppende Sinterklaasliefhebber. Die prikt erdoorheen, die ziet in Zwarte Piet heus geen zwarte slaaf en zijn/haar kinderen heus ook niet hoor.
(Nu was ik zondag op een familiebijeenkomst en daar rakelden de ouders van mijn schoonzus op een gegeven moment enkele pijnlijke momenten uit het leven van een jonge ouder in de jaren zeventig op: een ervan was dat mijn schoonzus als kleuter naar een zwarte man wees en zei: ‘Kijk mam, Zwarte Piet!’ Misschien nog niet genoeg materiaal voor een dissertatie over het onderwerp, maar ik bedoel maar.)

Dus tja, soms gaan er ook dingen mis in het leven van de weldenkende mens. Even terug naar ons eigen vrolijke Bijlmer Boekt!: bij de eerste editie introduceerden we met enig feestelijk vertoon de zogenaamde Bijlmer-bus die elke editie van De Balie naar het Bijlmer Parktheater rijdt. Wij dachten: leuk, daarmee slaan we letterlijk een brug van het (literaire) centrum van Amsterdam naar een wijk die voor sommigen ver voelt, en waar we onze vaste SLAA-bezoekers graag kennis mee laten maken. Maar zo eenduidig feestelijk bleek het allemaal toch niet te zijn: alsof de Bijlmer een of ander onbegaanbaar oord is, en niet gewoon Amsterdam, en waarom rijdt er geen bus van de Bijlmer naar De Balie wanneer daar een literair programma is waar Bijlmer-bewoners heen willen, waren een paar van de kritische opmerkingen die we terugkregen.
De eerste reflex is altijd om te denken: zo is het niet bedoeld, dus zo ís het ook niet.

Volgend jaar willen we graag alle hier eerdergenoemde verhalen die speciaal voor Bijlmer Boekt! geschreven zijn bundelen en uitbrengen. Maar is het nou een daad van emancipatie of juist niet om een aparte verhalenbundel over de Bijlmer uit te geven?

Bekijk hier hoe het journaal in 1968 over de bouw van de Bijlmermeer berichtte.