De gelukkige schrijver
Renée van Marissing
De gelukkige schrijver
Die keer dat ik met mijn toenmalige bandje aan het spelen was en de technicus tijdens ons optreden over het podium liep en recht onder de kruk waar ik op zat, in het volle zicht kabels aan de vloer tapete, ʻalvast voor de volgende actʼ.
Die keer op een festival in Ruigoord, waar ik na een hoorcollege over drugs geprogrammeerd stond en mijn publiek bestond uit mensen die onder de ketamine, xtc, wiet en weet ik veel wat zaten. Voordeel was dat diegenen die hun ogen nog open hadden, me heel lief aankeken. Alleen werden alle mensen al na een paar minuten onzichtbaar voor me, omdat iemand besloot recht voor het podium met nat hout een kampvuur te maken.
Die keer dat ik voorlas in een te kleine, te warme ruimte en iemand mijn optreden doeltreffend wist te onderbreken door flauw te vallen.
Die keer dat ik ’s ochtends vroeg moest voorlezen op een dijk in Groningen en mijn enige publiek een vrijwilliger was die verbaasd aan mij vroeg waar het publiek was.
Iedereen die zo nu en dan optreedt heeft ongetwijfeld vergelijkbare verhalen. Het zijn grappige verhalen, maar ze zijn inwisselbaar. Er gebeurt altijd wel iets waar je geen rekening mee hebt gehouden, er gaat altijd wel iets mis. Interessanter zijn, vind ik, die optredens waar je zelf, als schrijver, geraakt wordt.
Vorig jaar trad ik samen met pianist Nora Mulder op tijdens het Read My World Festival. We hadden een interpretatie gemaakt van het boek Veldonderzoek naar Oekraïense seks van Oksana Zaboezjko. De roman is het verhaal van een vrouw die zich in een wervelende tirade los probeert te vechten van de resten van een voorbije relatie en van haar vaderland om zichzelf bevrijd te kunnen voelen.
Ik had al eerder teksten geschreven op basis van het werk van schrijvers, maar nog nooit was die schrijver aanwezig geweest als ik het voordroeg. Zou ze gevleid zijn, of sceptisch?
Onze performance was de epiloog van het programmaonderdeel Feminist Futures, het toetje van een gesprek tussen onder anderen Anja Meulenbelt, Astrid H. Roemer en Oksana Zaboezjko. Er werd Zaboezjko iets gevraagd over Veldonderzoek naar Oekraïense seks, wat weet ik niet meer, maar ik weet nog wel dat ze antwoordde: ʻOh, I hate that book!ʼ
Chris Keulemans kondigde ons aan. Mevrouw Zaboezjko stond met haar mantel omgeslagen en tas in de hand in het gangpad op het punt de zaal te verlaten. Chris vroeg haar te gaan zitten omdat twee Nederlandse kunstenaars een korte performance hadden gemaakt op basis van haar roman. Ze ging weer zitten, maar niet van harte. Tas op schoot en ze hield haar mantel omgeslagen.
Nora begon te spelen, ik begon te spreken. Op het scherm naast het podium werd synchroon de Engelse vertaling van mijn tekst geprojecteerd.
Oksana Zaboezjko keek naar het scherm en ik keek naar haar, elke keer dat ik niet op mijn papier hoefde te kijken. Langzaam zag ik haar schouders ontspannen, de mantel zakken. Nu moet ik zeggen dat ik gedurende een optreden, of het nu voor vijf of vijfhonderd mensen is, altijd een bepaalde dubbelheid ervaar ten aanzien van het publiek. Aan de ene kant probeer ik er gevoelig voor te zijn; duurt het te lang, praat ik te zacht, wat zijn dit voor mensen? Aan de andere kant ben ik veel met mezelf bezig, probeer ik bezieling te leggen in wat ik aan het doen ben. Maar nu liet ik de rest van mijn publiek enigszins links liggen en lette ik vooral op deze ene vrouw op de eerste rij. Ik meende na een paar minuten een kleine glimlach bij haar te zien maar misschien was dat wishful thinking.
Halverwege de tekst moest ik me te zeer concentreren op de muzikale cues van Nora en heb ik Zaboezjko niet meer waargenomen, maar na de laatste woorden en de laatste noot, ging ze als eerste staan. Ze klapte in haar handen en riep: ʻBravo, bravo.ʼ Daarna liep ze naar ons toe en omhelsde ons.
Dat. Een optreden waar iets gebeurde, waar ik en een ander rijker van zijn geworden en dat ik me zal blijven herinneren.