SLAA

SLAA

Murakamiman

Auke Hulst

Murakamiman

Auke Hulst

Murakamiman

De taxichauffeur kwam voorgereden in een witte Cadillac. Hij was een jonge gozer, een Nederlandse Turk van eind twintig, denk ik, en hij had zich jarenlang over de kop gewerkt om zijn droomtaxi te kunnen aanschaffen. Nu hij de bolide in bezit had, bleek die zowel te breed als te laag voor de Amsterdamse binnenstad. Geen doen, met al die bruggen en paaltjes. ‘Dus rij ik maar op Schiphol, broer. Is goed verdienen en dit beestje ligt super op de snelweg. Maar ik had toch graag de grachten gedaan.’ Van Amsterdam-Zuid naar De Balie, mijn bestemming, moest nog wel lukken. Dat was redelijk rechttoe-rechtaan.  

Ik liet hem graag praten – dat leidde me af van het aanstaande optreden. 28 oktober 2008, een gure herfstavond, ruitenwisserweer. Ik was gevraagd mee te werken aan een avond van de SLAA over Haruki Murakami, vlak voor het begin van diens Nederlandse opmars en kwalitatieve neergang. De magie van Murakami, zo luidde het thema dat uitgediept zou moeten worden door Herman Koch, Christine Otten, Ivo Smits, Lisa Doeland, Thomas van Aalten en mijzelf. Ik geloof niet dat ik gevraagd was als ‘auteur’, want mijn eerste twee boeken waren in de jaren ervoor verschenen in relatieve stilte. Ik was gevraagd als ‘Murakami-kenner’, een eretitel die ik dankte aan een aantal recensies van en essays over zijn werk. (Jaren later zou ik hem op Hawaï interviewen voor NRC Handelsblad, maar op dat moment strandden al mijn pogingen tot een ontmoeting nog op een firewall van assistenten).   

Toen me gevraagd was iets te doen op die avond, had ik voorgesteld muziek te maken geïnspireerd op Murakami’s werk. ‘Leuk, doen!’ was de reactie. Waarop ik mezelf wel voor mijn hoofd kon slaan. Gezien de geringe bekendheid van mijn literaire werk had ik nog weinig opgetreden, en dat handjevol optredens had me bovendien de stuipen op het lijf gejaagd – niets vond ik toen vreeswekkender dan de aanblik van publiek. Maar hoewel ik al jaren muziek maakte, had ik nog nooit in het openbaar eigen klanken ten gehore gebracht. 

Om mezelf te redden, bedacht ik een manier om in elk geval niet live te hoeven spelen. Een manier die er, in combinatie met de regen, voor zorgde dat ik het kleine stukje naar De Balie per taxi moest afleggen, omdat er gevoelige en uit de kluiten gewassen electronica bij kwamen kijken. Ik schreef een liedje naar aanleiding van een van Murakami’s kortste verhalen: ‘On Seeing the 100% Perfect Girl One Beautiful April Morning’, en nam er op mijn Roland VS-2480-meersporenrecorder een demo van op. Die zou ik ter plekke laten horen en mixen – bij het bedienen van schuifjes die verschillende instrumenten zouden in- en uitfaden kon relatief weinig misgaan. Ook wilde ik een instrumentaal stuk laten horen gebaseerd op een traditionele shakuhachi-melodie, een stuk dat later de intro zou worden van het openingslied op mijn debuutalbum The Hidden Shape. En zo geschiedde. Ik nam de VS-2480 mee het podium op en deed mijn schuifjesact. Ik voelde me enigszins een bedrieger, maar het publiek reageerde welwillend en ik was een stapje dichter bij het moment gekomen dat ik op een podium zonder problemen live een liedje zou kunnen spelen.