Nieuwe stadsdichter van Amsterdam: Menno Wigman
Nieuw in Stadsgedicht
- Stadsgedicht: Van de ene tot de andere stad
- Stadsgedicht: Bloei
- Stadsgedicht: Kleine boodschappen
- Stadsgedicht: Het kon
- Stadsgedicht: Voor als je vijftien bent
- Strijd der Stadsdichters – deBuren | Brussel
- Stadsgedicht: De straten zijn van jou
- Stadsgedicht: Ruim baan voor de onzichtbaren
- Stadsgedicht: Knuffel
- Stadsgedicht: Werk in uitvoering
Vandaag werd de nieuwe stadsdichter van Amsterdam bekend gemaakt: Menno Wigman zal F. Starik opvolgen. Zijn andere voorgangers waren Mustafa Stitou, Robert Anker en Adriaan Jaeggi, de eerste Amsterdamse stadsdichter. Twee jaar lang zal Wigman de stad en belangrijke gebeurtenissen in de stad in dichtvorm becommentariëren. De stadsdichter is door het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum aangesteld, maar werkt onafhankelijk. De Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam is verantwoordelijk voor de backoffice.
Menno Wigman (1966) is een gedroomde stadsdichter. De titel van zijn debuut uit 1997, ’s Zomers stinken alle steden, spreekt in dat opzicht boekdelen. Wigman is dichter, vertaler en essayist. Voor zijn bundel Zwart als kaviaar (2001) ontving hij de Jan Campertprijs. In 2010 verscheen Red ons van de dichters, een bundelbeschouwingen waarover Het Parool schreef: ‘Zolang Wigman dicht en schrijft over dichten, komt het met de poëzie wel goed.’ Onlangs verscheen zijn nieuwste bundel Mijn naam is legioen (Uitgeverij Prometheus).
Wigmans eerste optreden als stadsdichter is op vrijdag 27 januari tijdens Verse Beats, 20.30 uur in The Sugar Factory. Tijdens deze avond zwaait burgemeester Eberhard van der Laan Starik persoonlijk uit en zal Roeland Rengelink, lid van het Dagelijks Bestuur Stadsdeel Centrum, de nieuwe stadsdichter officieel aanstellen.
Dit is het eerste stadsgedicht van Menno Wigman:
Waar ik woon
Het sneeuwt. De grachten zijn, al sneeuwt het, goor.
Het afvalwater, lees je, zit vol coke.
De heupen van de stad zijn warm en vol.
Een dronken Duitser geeft een pakje door.
Drugs hebben honger. Onze driften ook.
Het sterft van meisjes, mooi en slim en strak,
die eeuwig als de Amstel naar de stad
toe trekken, koppig is hun stroom en steil
hun droom van hartstocht en een beter bed.
Zo ruikt elk uur naar seks en intellect.
Het sneeuwt. De kroegen zijn vol kansgezichten.
Drugs hebben honger. Onze lusten ook.
Wat ik niet kréég. Wat ik niet nám. De stad
waar ik de liefde openreet en steeds
gedichten schreef, die stad heet Amsterdam.
Menno Wigman
Nieuw in Stadsgedicht
- Stadsgedicht: Van de ene tot de andere stad
- Stadsgedicht: Bloei
- Stadsgedicht: Kleine boodschappen
- Stadsgedicht: Het kon
- Stadsgedicht: Voor als je vijftien bent
- Strijd der Stadsdichters – deBuren | Brussel
- Stadsgedicht: De straten zijn van jou
- Stadsgedicht: Ruim baan voor de onzichtbaren
- Stadsgedicht: Knuffel
- Stadsgedicht: Werk in uitvoering