Brainwash Festival 2025 – Manik Sarkar
Manik Sarkar
Nieuw in Online lezen
- Brainwash Festival 2025 – Sholeh Rezazadeh
- Brainwash Festival 2025 – Manik Sarkar
- Op woorden gebouwd – Asmae Amaddaou
- Op woorden gebouwd – Iduna Paalman
- ‘Vuurvast’ – Mahat Arab tijdens Woeste(r) Wo(o)rden op Lowlands 2025
- Zomerboeken 2025: Ik ga op reis en ik lees…
- Column ‘Het oog dat (niet) leest’ – Jan Hanlo Essayprijs 2025
- Lijfkreet! Lees- en kijktips
- Mariken Heitman met een inleiding bij ‘Un Jour, Fille’
- Mariana Enriquez met een ode aan het korte verhaal
Klik hier voor de voordracht van Sholeh Rezazadeh
Toen ik als kind op vakantie ging, naast mijn zus achter in de Peugeot van mijn ouders, vormde het plaatstaal van de carrosserie de grens tussen ons en de wereld. Toen ik later verkering met Andrea had kon die grens een tentzeil zijn, de deur van de treincoupé, een houten bedrand… de grens reisde moeiteloos met ons mee, maar hij was er altijd. Wij waren binnen en de rest van de wereld lieten we alleen toe als we daar zin in hadden. Totdat Andrea op een gegeven moment ook mij het land uitzette.
Uiteindelijk is er maar één grens: die tussen wij en zij.
Ik sta op Schiphol, in de rij voor de paspoortcontrole. Het is vier uur ’s ochtends. De marechaussee van dienst zit achter een hoge balie van grijze kunststof en bepaalt per persoon wie er wel of niet naar binnen mag. Bij sommige mensen is hij direct zeker van zijn zaak, bij anderen heeft hij meer tijd nodig, stelt hij aanvullende vragen, gebruikt hij een loupe of een uv-lamp.
Zijn balie is niet voor niets zo hoog: die is een borstwering, een dijk die tegen een tsunami zou beschermen. Van mezelf weet ik zeker dat ik straks naar binnen mag, ik ben in dit land geboren en heb er altijd gewoond, ook al duurt het bij mij soms langer dan gemiddeld tot de marechaussee van dienst dat ook beseft. Dat komt omdat je aan mij ziet dat er nóg een land is waar ik thuis ben, al is het minder thuis dan hier.
Misschien ben ik zo graag in dit niemandsland omdat niemand me hier vraagt om te kiezen. Uiteindelijk wordt je dat altijd gevraagd, want als je grenzen niet bewaakt, raken ze lek en lossen ze uiteindelijk op, en er staan te veel belangen op het spel om dat te laten gebeuren. Vroeg of laat komen de vragen: hou je van Goudse kaas of van paneer? Eet je het liefst met je hand of met mes en vork? Wil je een Nederlands paspoort of een Indiaas? De antwoorden zijn gecompliceerder dan de vragen: in Nederland ben ik Indiër, in India ben ik Nederlander, en overal ben ik allebei. In India verlang ik naar kroketten, in Nederland naar idli vada.
Een grens is de wens om iets af te bakenen dat net zo goed verderop afgebakend zou kunnen worden: een land, een groep, een gender – een grens is een middel om complexe zaken te vereenvoudigen en duidelijkheid te scheppen in de chaos, want we houden niet van chaos. Maar omdat de wereld wel chaotisch is, heeft dat tot gevolg dat er altijd mensen buiten de boot vallen. Omdat ze niet binnen een grens passen, of omdat ze soms in het oosten, soms ook in het westen willen zijn. Grenzen maken alles minder chaotisch voor bijna iedereen behalve voor diegenen die niet passen.
Ik heb nog geen zin om de borstwering nu al te passeren. Al sinds ik klein ben voel ik me thuis in het niemandsland van vliegvelden: een uitloper van het luchtruim, begrensd door personensluizen, cardreaders en systeemwanden, waar geen btw wordt geheven en geen visa zijn vereist, waar mensen urenlang en soms nog langer rondhangen, wachtend op de volgende vlucht. Dit is een land dat geen land is, dat via het luchtruim aan alle landen van de wereld grenst, van waaruit je de hele wereld kunt bereiken. Dit is overal; hier zijn we allemaal te gast, hier is niemand thuis en dus vertoont niemand de zichtbare zelfverzekerdheid van mensen die er niet aan twijfelen dat ze thuishoren op de plek waar ze zijn. Ja, ik ben hier graag, zeker op dit tijdstip, als de rolluiken omlaag zijn getrokken en de meeste mensen proberen te slapen of in elk geval te rusten. Dit is het niemandsland tussen hier en daar, tussen aankomst en vertrek, hier hoef je niets te doen want je doet al iets: je bent onderweg.
Ik besluit om nog even in het niemandsland te blijven. Ik stap uit de paspoortrij en ga terug naar de terminal. Bijna iedereen probeert te slapen. Op de beeldschermen staan vertraagde vluchten: Teheran, Chicago, Denpasar, Teesside. Ik probeer de mensen om me heen op een van die vluchten te plaatsen om te zien waar ze horen. Blond, zwaarlijvig en zelfingenomen is Chicago, zwartharig en besnord of met een hoofddoek is Teheran, joggingpak is Teesside, jong, welvarend en wit is Denpasar. Over clichés gesproken. Simplificaties, definitiekwesties, ideaaltypes.
Al die grenzen dwingen je de blik naar het hartland te richten en stellingen in te nemen. Ze uniformiseren en definiëren, en als ze verharden, worden bewoners van de grensstreek gedwongen de blik naar het hartland te richten, weg van hun buren die honderd meter de verkeerde kant op wonen; en na verloop van jaren of eeuwen verleren ze elkaar te verstaan, vergeten ze elkaars bestaan en worden ze zelfs vijanden. Dat geldt voor de tankwallen tussen Noord- en Zuid-Korea, maar niet alleen daar: ook als je in Groningen of Limburg woont leer je het dialect van de Randstad, kijk je de televisie uit Hilversum en volg je de Eredivisie; ook als je op Bonaire opgroeit moet je leren dat je door Willem van Oranje bevrijd bent van het Spaanse juk. En omdat je de Eredivisie volgt ga je het Nederlandse voetbal beter kennen dan het Duitse, zodat je nog Nederlandser wordt. En omdat je Nederlandse televisie kijkt ga je de Nederlandse entertainmentindustrie beter kennen dan de Vlaamse, zodat je nog Nederlandser wordt. En omdat je abn spreekt krijg je steeds meer afstand tot het Nedersaksisch uit je grensstreek, zodat je nog Nederlandser wordt. En omdat je Nederlandse geschiedenis leert in plaats van Caribische, verschrompelt het plaatselijke verleden tot een voetnoot.
Het hartland bepaalt de norm en verhardt de verschillen, en zo versterken grenzen zichzelf. Als man ga je je als man gedragen, drink je bier in plaats van witte wijn en lach je als je beste vriend op zijn bek gaat – daar word je duidelijker man van en dat maakt de wereld overzichtelijker. Maar wie uit de grensstreek komt, welke grensstreek dan ook – die van een land, van een sociale groep, van een gender,
van een subcultuur – hoort aan weerszijden thuis, en als zo iemand een keuze maakt is dat nooit van harte.
Ik wil nu hier zijn, in het niemandsland van Schiphol bij nacht, in de twijfelzone waarin je noch hier, noch elders bent, in Nederland en toch weer niet, waar je nergens helemaal bij hoort en bij alles een beetje. Dit is de plek waar je kunt ontmoeten, waar je de blik niet op het hartland hoeft te richten en de andere kant op kunt kijken, waar iedereen verbonden is in moeheid en verveling en collectief zucht als de omroepstem laat weten dat vlucht GA-117 drie uur vertraging heeft zodat men elkaar gelaten toelacht.
Maar ook hier in het niemandsland stellen mensen grenzen. Ze stichten kleine staatjes voor zichzelf door de stoelen aan weerszijden te bezetten met handbagage of ledematen. Sommige groepen zijn nog kolonialer en reserveren hele rijen voor zichzelf door tactisch verspreid te gaan zitten: één stoel bezet, twee stoelen vrij. Ze kunnen niet verhinderen dat je tussen hen in gaat zitten, maar dan moet je wel hun armleuning delen en hun ergernis trotseren en zeg nou zelf, verderop is plek zat, en het zou alleen maar onaangenaam worden. Dan heb je nog de passagiers op de mezzanine, in de first- en businessclass lounges boven ons, achter balies die weliswaar minder hoog zijn dan die van de marechaussee maar die ook een borstwering zijn; maar voor de rest zitten we met z’n allen hier beneden, wanhopig op zoek naar comfort in de plastic kuipstoelen, niet in slaap maar met de ogen dicht, tiktok kijkend, podcasts luisterend, boeken lezend, fluistergesprekken voerend.
Grenzen zijn onontkoombaar: tussen mannelijk en vrouwelijk, tussen hoog- en laagopgeleid, tussen Amsterdam en Diemen, tussen literatuur en lectuur, tussen strafbaar en legaal – er zijn duizenden, miljoenen grenzen, bijna allemaal even veranderlijk en willekeurig; het zijn er zoveel dat iedereen uiteindelijk van iedereen gescheiden kan raken, met als gevolg dat we allemaal alleen zijn. Ieder mens een eigen landje, in alle eenzaamheid.
Hier op Schiphol kan ik natuurlijk niet eeuwig blijven. Vroeg of laat zal ik de borstwering passeren, dat weet ik heus wel, en ben ik weer helemaal in Nederland. Dan zal ik me voor het overgrote deel weer thuis voelen en voor een klein deeltje niet. Daarin verschil ik niet van enig ander mens, want niemand past exact binnen welke grens dan ook, hoezeer sommige mensen ook hun best doen om je daarvan te overtuigen, hoezeer mensen zichzelf daarvan proberen te overtuigen.
Nieuw in Online lezen
- Brainwash Festival 2025 – Sholeh Rezazadeh
- Brainwash Festival 2025 – Manik Sarkar
- Op woorden gebouwd – Asmae Amaddaou
- Op woorden gebouwd – Iduna Paalman
- ‘Vuurvast’ – Mahat Arab tijdens Woeste(r) Wo(o)rden op Lowlands 2025
- Zomerboeken 2025: Ik ga op reis en ik lees…
- Column ‘Het oog dat (niet) leest’ – Jan Hanlo Essayprijs 2025
- Lijfkreet! Lees- en kijktips
- Mariken Heitman met een inleiding bij ‘Un Jour, Fille’
- Mariana Enriquez met een ode aan het korte verhaal