Maxime Garcia Diaz: Hartsvriendinnen (tekst)
Nieuw in
- Afl. 3.2 Een ander Amsterdam: Roos van Rijswijk over de Amsterdam Dungeon
- Stadsgedicht: Van de ene tot de andere stad
- Afl. 3 Een ander Amsterdam: Duister Amsterdam
- Afl. 2.2 Een ander Amsterdam: Yasmin Namavar over de toren van Pathé City
- Afl. 2 Een ander Amsterdam: Torens van Amsterdam
- SLAAxAwater: gedichten door Pieter van de Walle
- Afl. 1.2 Een ander Amsterdam: Ellen Deckwitz over de kelders van de Torensluis
- De Poëziepodcast: Sophia Blyden
- Afl. 1 Een ander Amsterdam: Ondergronds Amsterdam
- Stadsgedicht: We zijn meer
Hartsvriendinnen
Maxime Garcia Diaz
Het is de negentiende eeuw en de tijd hangt uit haar naad. Er ontstaan scheurtjes in allerlei narratieve weefsels. Een glitch, net groot genoeg om doorheen te glippen.
“Een vrijpostig, verwaand, vreselijk onaangenaam schepsel!” Zo luidt het oordeel van Emma Woodhouse over Elizabeth Bennet na hun eerste ontmoeting. De oncharmante meneer Bennet, zijn vermoeiende echtgenote en hun vijf dochters logeren voor vier weken bij een verre tante in Highbury, en Hartfield heeft het twijfelachtige genoegen gehad hen een ochtend te ontvangen. Haar oude vader is gecharmeerd van de juffrouwen Bennet, al praten ze allemaal iets te snel en te hard, maar Emma is uitermate getergd. “Hoe innemend juffrouw Bennet ook is, haar zusjes zijn uiterst onnozel, en die juffrouw Elizabeth Bennet! Een ongehoorde vrijpostigheid!” Ze laat zich met een nijdige plof in de zetel vallen.
Emma’s goede vriend, meneer Knightley, staat met de handen op de rug bij het raam en aanschouwt haar consternatie met een glimlach. “Ik begrijp niet waarom je zo uit je doen bent,” zegt hij, “Juffrouw Elizabeth Bennet leek mij net zo goedgemanierd en lieftallig als haar zusters, en daarnaast ook nog buitengewoon scherpzinnig. Of is dat juist het probleem?” Hij wisselt een geamuseerde blik met juffrouw Taylor, de gouvernante van Emma. “Maar stel je gerust, Emma, over een paar weken is ze terug naar huis en kan je er weer vanuit gaan dat er zich in de verste omtrek geen enkele dreiging voor je gevoel van intellectuele superioriteit bevindt.”
Emma staart korzelig voor zich uit. Ze weet zelf ook niet waarom ze zo geërgerd is. Elizabeth Bennet heeft in feite niets bijdehands of brutaals gezegd. Maar toch — de herinnering aan die levendige ogen, waar ten alle tijde een spottend grapje in leek te dansen, blijft de rest van de dag door Emma’s hoofd spoken, als een vervelende vlieg. Het is de negentiende eeuw en zij zijn geen jonge vrouwen maar omlijningen, blauwdrukken.
De volgende keer dat juffrouw Bennet de gemoedsrust van juffrouw Woodhouse verstoort is tijdens een bal bij de Elliots. Terwijl ze even langs de zijkant zit om wat water te drinken, neemt Elizabeth Bennet met een lichte buiging plaats naast haar. Ogenblikkelijk worden zij belaagd door juffrouw Bates: “Oh! U moet ons straks vereren met een duet, juffrouw Bennet en juffrouw Woodhouse! Ik weet zeker dat een duet tussen twee zulk ontwikkelde jongedames alle gasten zo zou plezieren! Ongetwijfeld houdt u beide vast erg van muziek, nietwaar?”
Juffrouw Bennet antwoordt, “Uiteraard kan ik niet voor juffrouw Woodhouse spreken, maar zelf hou ik ontzettend van piano spelen en zingen, net zoveel als van tekenen, schilderen, lezen, borduren en bloemschikken. Ik hou zo ontzettend veel van al deze bezigheden dat ik er zelden toe kom ze ook uit te voeren.”
Uit pure verbazing moet Emma lachen. Onthutst kijkt juffrouw Bates van de ene jongedame naar de andere. “Oh, dan heeft u ongeveer dezelfde liefhebberijen als ik,” zegt Emma met een schuine blik naar juffrouw Bennet. “Ik ben bijvoorbeeld zo’n ongelooflijke liefhebber van John Milton dat ik me er nauwelijks toe kan bewegen Paradise Lost te lezen. De overweldigende liefde weerhoudt mij ervan het boek te openen.”
De volgende ochtend heeft half Highbury het erover dat juffrouw Woodhouse de rest van het bal niet danste, maar met juffrouw Bennet zat te giechelen in een hoekje, en iedereen beaamt hoe prachtig het is dat juffrouw Woodhouse eindelijk een vriendin heeft die misschien sociaal haar mindere is, maar haar gelijke in temperament.
Het is de negentiende eeuw en het celluloïde flikkert over hun gezichten. De mollige veiligheid van Jennifer Ehle, de leeuwenmaan van Romola Garai. Keira’s scherpe hoeken en angstaanjagende seksualiteit, laten we Gwyneth vergeten. Cher Horowitz poseert in haar geel geruite rokje. Een zombie stommelt over het gazon.
Na twee weken innige vriendschap komt er een moment, tijdens een avondwandeling, dat juffrouw Bennet de woorden “juffrouw Woodhouse” uitspreekt en juffrouw Woodhouse plagerig zegt: “Mijn naam is Emma, wist je dat al?”
“Zou het niet vrijpostig van me zijn om u zo te noemen?”
“Ik dacht dat jij bovenal vrijpostig was.”
“Is dat alles wat ik voor u beteken, een goed voorbeeld van vrijpostigheid? Zo één die u voor uw neefjes en nichtjes ten toon kunt stellen, om te zorgen dat ze weten hoe het níet hoort?”
“Oh nee hoor, behalve vrijpostig ben je ook nog brutaal, ongemanierd en nieuwsgierig. Dus als voorbeeld voor mijn neefjes ben je uiterst veelzijdig in te zetten.”
“Als ik niet zo goedgemanierd was, zou ik durven stellen dat u die karaktertrekken zo feilloos in mij herkent, omdat u ze zelf ook bezit.”
“Nonsens! Ik ben volmaakt.”
“Pas op!” Om haar voor een dikke boomtak op het pad te behoeden, grijpt Elizabeth Emma’s mouw vast en ze struikelen tegen elkaar aan. Juffrouw Bennet lacht, “Klopt, je bent volmaakt.” Als juffrouw Bennet een jongeman was geweest in plaats van een jongedame, zou de nabijheid van hun gezichten volstrekt ongepast zijn. Gelukkig is juffrouw Bennet geen jongeman.
Omdat het weer vreselijk omslaat na hun wandeling, wordt de blauwe logeerkamer voor juffrouw Bennet opgemaakt. Die avond, rond een uur of twaalf, terwijl de regen uit de hemel stort, is er op Hartfield niemand meer wakker om te horen hoe een paar kleine voeten, in slofjes gestoken, de muisstille gang oversteekt, en er op de deur van de logeerkamer wordt geklopt.
Het is de negentiende eeuw en twee titanen ontmoeten elkaar. Samen tuimelen ze het verstaanbare register uit, landen op een plek zonder taal, drukbevolkt maar niemand spreekt of lacht; men zucht, mompelt.
Elizabeth Bennet trouwt, Emma Woodhouse ook. Daarna komt de eerste voorzichtige brief. De warmste felicitaties — zou het toch zeer op prijs stellen — de visite wordt afgesproken. Het is een goede gelegenheid voor toenadering. Een kersverse bruid hoort gevisiteerd te worden, en visites horen ook beantwoord te worden, en dan andersom weer beantwoord, enzovoorts. Het personeel van het landgoed Pemberley is het er over eens, dat hun nieuwe mevrouw Elizabeth Darcy er maar geluk mee heeft, zo’n intieme vriendin te hebben! Wanneer meneer Darcy tijdens de visite van mevrouw Emma Knightley naar Londen moet voor zaken, deelt mevrouw Darcy zelfs met haar hartsvriendin de logeerkamer. Als één van hen een jongeman was geweest, had hun hartstochtelijke vriendschap uiteraard alle boze tongen van Hartfield tot Pemberley doen dansen. Gelukkig is noch mevrouw Knightley noch mevrouw Darcy een jongeman.
Het is de negentiende eeuw en de tijd hangt uit haar naad. Twee titanen ontmoeten elkaar, en wat ze doen is niet onfatsoenlijk maar ondenkbaar: een universeel ontkende waarheid.
//
Deze tekst is geschreven in opdracht van SLAA voor het Brainwash Festival 2019. Tijdens het programma De Fan Fiction Trilogie lieten twee schrijvers hun licht schijnen op het genre fanfictie. Maxime Garcia Diaz en Maartje Wortel lazen allebei een fanfictieverhaal voor. Aansluitend ging moderator Ellen Deckwitz met hen en drie wetenschappers, Nicolle Lamerichs, Welmoed Wagenaar en Gaston Franssen, over het genre in gesprek.
Nieuw in
- Afl. 3.2 Een ander Amsterdam: Roos van Rijswijk over de Amsterdam Dungeon
- Stadsgedicht: Van de ene tot de andere stad
- Afl. 3 Een ander Amsterdam: Duister Amsterdam
- Afl. 2.2 Een ander Amsterdam: Yasmin Namavar over de toren van Pathé City
- Afl. 2 Een ander Amsterdam: Torens van Amsterdam
- SLAAxAwater: gedichten door Pieter van de Walle
- Afl. 1.2 Een ander Amsterdam: Ellen Deckwitz over de kelders van de Torensluis
- De Poëziepodcast: Sophia Blyden
- Afl. 1 Een ander Amsterdam: Ondergronds Amsterdam
- Stadsgedicht: We zijn meer