SLAA

SLAA

Rodante van der Waal: Verwachten (tekst)

Rodante van der Waal

Rodante van der Waal: Verwachten (tekst)

Rodante van der Waal

Verwachten
Rodante van der Waal

Als vroedvrouw in opleiding ben ik de laatste vier jaar getuige geweest van veel situaties in de verloskunde, tijdens een bevalling of gedurende de zwangerschap, waarbij handelingen zijn uitgevoerd zonder de expliciete toestemming van een barende, waarbij de zorgen, bezwaren of vragen van de vrouw zijn overreden door de prioriteit van protocollen, gebruiken of een zogenaamde noodsituatie.

Baren is een heftige, pijnlijke en transgressieve ervaring waarbij lichamelijke, psychische en emotionele grenzen op de proef worden gesteld, een ervaring die een sublieme gebeurtenis kan zijn die alle aanwezigen meeneemt, als in een ritueel, in dat wat tijd en ruimte oprekt, binnenstebuiten keert – gemarkeerd door de zuchten van het komen en gaan van contractie, ontspanning, beweging. Een uitermate fysieke ervaring, waarbij een lichaam zodanig buiten haar grenzen treedt, creatief is, dat ze een ander lichaam voortbrengt.

Dit natuurgeweld brengt ook een kwetsbaarheid met zich mee. Een kwetsbaarheid waarin barenden soms niet meer in staat zijn om voor zichzelf op te komen, waarin zij continu geacht worden zichzelf te vergeten omdat het allemaal, en voor hen nog het meest, om de gezonde aankomst van het kind gaat. Het natuurgeweld van een bevalling is beangstigend en vaak onvoorspelbaar. Niet alleen vrouwen, maar ook vroedvrouwen en artsen worden bang, handelen vanuit de herinnering aan die keer toen er iets is misgegaan. Ze hebben de neiging om, in de angstige focus op een gezond kind, het natuurgeweld van de baring met eigen, vaak onbedoeld, geweld te beantwoorden in een poging om de natuur met beheersing, met controle, met een list hier en daar te slim af te zijn, om het kind in hún greep te krijgen en het niet over te laten aan dat wat artsen en vroedvrouwen ervaren als zijnde buiten hun macht. Dit leidt tot het schaden van autonomie en waardigheid van de vrouw tijdens de bevalling, want dit gebeurt lang niet altijd in overleg met haar: zij wordt in dit proces geïdentificeerd als het grillige lichaam waardoorheen geboorte plaats vindt; als de onveilige plaats van de bevalling, waardoor zij, mét de natuur, mede gecontroleerd wordt.

Dit kan uitmonden in het gevoel van een totaal verlies aan controle en zeggenschap over het eigen lichaam; een van de voornaamste oorzaken voor post-traumatische stresssymptomen na de bevalling, waar, dit wordt steeds bekender, veel vrouwen onder lijden. En dat is een moeilijk begin van ouderschap, boven op de rest van de kwetsbaarheid, boven op de existentiële en lichamelijke verandering van zijn, boven op al het voeden, de gebroken nachten en de nieuw-gewonnen verantwoordelijkheid.

Ik denk dat een deel van het probleem is dat we zwangerschap, baren en vroeg ouderschap niet alleen medisch niet goed genoeg begrijpen, maar er ook filosofisch niet diepgaand over na hebben gedacht. Een gebrek aan denken heeft een effectieve werking op de realiteit omdat het een gebrek aan betekenis ten aanzien van een bepaalde toestand in stand houdt en daarmee die toestand als zodanig kwetsbaar maakt voor invulling door medische autoriteit enerzijds en door sterk ideologische representaties van zwangerschap en moederschap anderzijds.

Terwijl er veel is nagedacht binnen de filosofie over de dood en de sterfelijkheid, en ook steeds meer over nataliteit of geboortelijkheid, is er haast niet nagedacht over wat het betekent om die nataliteit te verwachten. Wat betekent niet alleen de sterfelijkheid voor het bestaan, niet alleen de nataliteit, het geboren zijn, voor de mens, maar ook haar vruchtbaarheid, haar mogelijkheid om een ander mens te baren? Waar hebben we precies mee te maken als iemand een kind op de wereld zet; wat is zwanger-zijn als het zich ontfermende lichaam over een wordend mens, wat behelst de transformatie van leven tijdens vroeg moederschap op een existentieel niveau, wat is het twee-in-een van zwangerschap, wat is de koestering van het zelf over een extreem afhankelijke ander die het ritme van alle oude tijd verstoort, overneemt, en er verwachting van maakt?

Maggie Nelson schrijft in haar boek The Argonauts over zwangerschap en vroeg ouderschap: ‘Why did nobody tell me that it would be like this?’ Ik denk: omdat wij eigenlijk, op een rationeel, filosofisch, vertellend niveau, niet weten hóe het is. Lily Gurton Wachter vraagt: ‘How will having a baby disrupt my sense of who I am, of my body, my understanding of life and death, my relation to the world and my sense of independence, my experience of fear and hope and time, and the structure of my experience altogether?’ En Toni Morrison sluit haar laatste roman af met een zwangerschap, met de woorden: ‘Listen to me. You are about to find out what it takes, how the world is, how it works and how it changes when you are a parent. Good luck and God help the child.

Veel van de veranderingen die worden beschreven door moeders hebben te maken met een ander gevoel van tijd en ruimte, een andere ervaring van zelf en wereld. Tijd, ruimte, zelf en wereld zijn allemaal pijlers van de structuur van onze ervaring van bestaan. Een andere relationele dispositie van zelf en ander wordt ontwikkeld tijdens het geboortejaar; een andere relatie met de wereld; een andere ruimtelijke ervaring van het lichaam; en een andere temporaliteit die niet als individualiteit gestructureerd wordt door sterfelijkheid, door het bewustzijn van de onontkoombaarheid van de eigen dood, maar in plaats daarvan gestructureerd wordt door de onontkoombaarheid van de geboorte van een ander. Individualiteit wordt pluraliteit.

Een kind, voor of na geboorte, is dus geen attribuut van het bestaan, geen zijn +1 dat zonder kleerscheuren uit zijn cocon ter wereld moet komen, maar iets wat het zijn waarin het verwacht wordt diepgaand verandert. De filosofische uitdaging is om de normale kaders van individualiteit te doorbreken en zwangerschap, baren en vroeg moederschap te vatten in haar specifieke pluraliteit van bestaan: om niet te denken in enkelvoudige termen als zijn en worden, maar op een manier die de meervoudigheid, het twee-in-een-zijn, van deze periode direct vat. Mijn voorstel is om dat te doen als Verwachten.

Verwachten benadrukt het perspectief van degene die verwacht, toont de radicale verandering van zijn – van ‘zijn’ of ‘worden’ naar ‘verwachten’ – en benadrukt daarin de specifieke pluraliteit en de relationaliteit van het Verwachten: zonder iets wat verwacht wordt, geen verwachting. Het laat zien dat zwangere en kind met elkaar verbonden zijn, en, ín verwachting, deel van hetzelfde ‘zijn’ zijn, maar daarin ook anders dan elkaar; er is iemand die bewust verwacht, met alle verantwoordelijkheid van dien, en iemand die verwacht wordt, met alle gevolgen van dien.

In mijn masterscriptie heb ik het Verwachten proberen te denken als een filosofisch concept van bestaan, als voorstel voor een nieuw soort subjectiviteit, dat het veranderende zelf dat verwacht moet vatten als een zelf dat gestructureerd is: niet enkel door zichzelf, maar door het tussen zelf en kind, door het interval tussen het zelf en de ander als een relatie; als een op verwachtende wijze in relatie staan tot het kind dat zich binnen je afspeelt – ook ná geboorte. Verwachten is niet een passief wachten op een al voltooide mens die je mede-ontvouwt, maar een actief Verwachten van de nataliteit van het kind dat je als Verwachting mogelijk maakt.

Pas als we dit veranderende bestaan van hen die Verwachten serieus nemen, kunnen we hen waardig begeleiden; niet als onveilige obstakels voor een baby, maar als een twee-in-een van verwachting, waarbij de arts of vroedvrouw alleen te maken heeft met de stem, met het verstand, de kwetsbaarheid en de rechten van degene die verwacht: want wat zij verwacht speelt zich af in haar, en is dus háár zaak, háár relatie, háár interval in zichzelf.

//

Deze column is geschreven in opdracht van SLAA voor het Brainwash Festival 2018. Tijdens het programma De Verwachting lieten zes schrijvers hun licht schijnen op het begrip ‘de verwachting’. Lynn Berger, Marjolijn van Heemstra, Rodante van der Waal, Radna Fabias, Marja Pruis en Maxim Februari lazen ieder een column voor over wat de verwachting met hen doet. Aansluitend ging moderator Sophie Derkzen met hen in gesprek.