Flow
Thomas Verbogt
Flow
Het is niet lang na het verschijnen van mijn roman Perfecte stilte, najaar 2013: ik ben gast van de Bergense Leesclub.
Bergen is mijn tweede woonplaats, maar van het bestaan van deze Leesclub was ik niet op de hoogte. Ik maakte met een delegatie kennis tijdens de presentatie van mijn roman in de Eerste Bergensche Boekhandel. Een woordvoerster van de delegatie vroeg of ik over enige tijd in café-restaurant Fabels over mijn roman wilde vertellen en ook bereid was vragen te beantwoorden. Wilde ik.
De avond in Fabels begint met champagne, veel champagne en taartjes waarvan de bovenkant een afbeelding laat zien van de voorkant van mijn roman. Had ik nog nooit meegemaakt. We zitten aan een ronde tafel. De Bergense Leesclub bestaat uitsluitend uit charmante vrouwen die charmante vragen stellen over mijn werk. De champagne stemt ons allemaal zachtmoedig uitgelaten en we zeggen regelmatig tegen elkaar dat we het een mooie avond vinden. Ik hóór mezelf onder meer beweren dat het hier toch iets anders is dan in een kleine bibliotheek in een groeigemeente in het zuiden des lands waar in de pauze behalve koffie en thee frisdrank uit kartonnen pakken wordt geschonken, en waar daarna altijd gevraagd wordt of mijn werk autobiografisch is. Allemaal niets op tegen, maar in café-restaurant Fabels heb ik toch het gevoel dat ik meer in, ja in wat, ja, in de perfecte flow zit.
Ineens klinkt er een dwingende, beetje slap lachende stem boven onze hoofden: ‘Wat is hier aan de hand?’
De stem hoort bij een man die, laat ik het zo zeggen: die ik hier niet verwachtte. Dries Roelvink. Ik herken hem van foto’s en televisieprogramma’s waarvan ik altijd snel weg zap.
Een van de vrouwen van de Bergense Leesclub kent hem blijkbaar en zegt op volle kracht: ‘We zijn nu even bezig, Dries.’
De vrouw die naast me zit, buigt zich naar me toe: ‘Hij komt hier soms. Hij is echt ver-schrik-ke-lijk.’
Dries Roelvink herhaalt zijn vraag: ‘Wat is hier aan de hand?’
De vrouw die zei dat we even bezig waren, licht de bijeenkomst toe: ‘We bespreken vanavond een boek. Een boek van Thomas.’ Ze wijst naar mij: ‘Hij is schrijver.’
Dries Roelvink kijkt me aan. In zijn blik vechten minachting en achterdocht om de eer. Hij zegt: ‘Hij is schrijver? Ik ben ook schrijver.’ En dan roept hij naar een man die achter hem staat, een man met een gehavend gelaat die Günther of Jürgen heet, iets Duits in ieder geval: ‘Haal even de boeken uit de achterbak.’
Terwijl Günther of Jürgen zich verwijdert, wenkt Dries Roelvink het meisje achter de bar en roept: ‘Zet hier even wat neer!’
Günther of Jürgen komt terug met een stapel boeken. Het is geen oeuvre, maar een stuk of tien exemplaren van hetzelfde boek. Ik kijk naar de voorkant. Dries Roelvink staat erop afgebeeld en boven zijn naam zie ik de titel. Die luidt: Toverballen.
Ik voel dat de avond van de Bergense Leesclub en mij een beetje aan het verpieteren is. Dries Roelvink deelt zijn boek rond, nadat hij in ieder exemplaar iets geschreven heeft. Daar heeft niemand om gevraagd. Ook niet om het boek trouwens.
De vrouw die naast me zit, laat me zien wat hij in haar exemplaar noteerde: Kusjes waar je maar wilt.
Ik zeg dat ik niemand ken die daaroverheen komt.