Nieuwe oren
Rob van Essen
Nieuwe oren
Alles was klein: het theater, het podium, de tafel waaraan we zaten. Aan de andere kant van het tafeltje zat K. Schippers, tussen ons in zat de presentatrice van dienst. De avond zou eigenlijk een maand geleden hebben plaatsgevonden, maar de relatie van de presentatrice was uitgegaan en ze had tijd nodig gehad om daarvan te herstellen. Ze leek er aardig overheen, al had ik haar nooit eerder gezien, dus eigenlijk kon ik geen enkele conclusie trekken; misschien was ze een flauwe afspiegeling van de vrouw die ze ooit was geweest.
Het was een van die literaire avonden die lijden aan conceptdrift. Ons was van tevoren gevraagd of we twee stukken wilden voorlezen: een stuk dat belangrijk voor ons was en een stuk dat we gewoon graag voorlazen. Verder werden we geacht een slechte zin uit ons eigen oeuvre mee te nemen. Dan zou je dus in je eigen boeken op zoek moeten gaan naar een slechte zin, voor een beloning van drie consumptiebonnen. ‘Slechte zinnen haal ik er uit voor het boek naar de drukker gaat,’ zei ik dus maar toen de presentatrice ernaar vroeg.
- Schippers was in het begin afstandelijk. Hij deed niet mee aan de verbroedering-vooraf die bij dit soort gelegenheden bijna als vanzelf ontstaat onder optredende schrijvers, organisatoren en presentatoren, maar tijdens het programmaontdooide hij steeds meer. Hijmaakte dezelfde indruk als zijn werk: speels, altijd op zoek naar een andere invalshoek, geneigd de dingen nieuw en fris te maken door ze om te keren. Nieuw, fris, en eeuwig jong: hij debuteerde meer dan vijftig jaar geleden, in het jaar waarin ik geboren werd.
Vooral dankzij hem werd het een geanimeerde avond. Hij onderbrak iedereen, niet in de laatste plaats zichzelf. Om de vaart erin te houden en te voorkomen dat de avond aan al te grote voorspelbaarheid ten onder zou gaan, stelde hij op een gegeven moment voor om uit elkaars werk voor te lezen. Dat was een erg goed idee, ik schoof hem de boeken toe die ik had meegenomen en hij gaf me een fotokopie van een stuk over een vos. Hij sloeg mijn verhalenbundel open en begon: ‘Ze had haar borsten laten vergroten…’ Ik luisterde met nieuwe oren. Toen hij een paar pagina’s van mij had voorgelezen, kwam ik met zijn vos. Het was een mooie ruil, je voelde hoe de aandacht vanuit de zaal zich verdubbelde.
Schippers en ik zaten tegenover elkaar, maar omdat we ons allebei naar het publiek richtten, keek ik tegen zijn profiel aan, en in de loop van de avond verbaasde ik me steeds meer over zijn rechteroor. De kronkels in de schelp van dat oor waren stevig aangezet met een zwarte, korrelige substantie. Eerst dacht ik dat hij zijn oren decennia lang niet had gewassen, maar dat kon niet, zo’n man heeft ook een omgeving die op hem let. Het zouden ook honderden kleine mieren kunnen zijn die zich doodstil hielden – waarom zou K. Schippers niet in staat zijn om een hele mierenkolonie te dresseren? Als iemand, dan hij. Maar het waren geen kleine dieren, er groeide zwart bont in het oor van K. Schippers, en ik vroeg me af waarom het me eerder op de avond niet was opgevallen. Misschien was het net ontstaan, en zou het doorgroeien tot het de zaal in golfde – veel mensen zouden naar buiten vluchten, maar een aantal zou zich zachtjes verend in de haren laten zakken en met de handen gevouwen onder het hoofd de rest van het programma over zich heen laten komen.
Bij de nazit ruilden we onze consumptiebonnen voor bier. Nu het gedaan was, praatte Schippers enthousiast mee over van alles en nog wat. Het licht was te donker voor een goede blik op zijn rechteroor. Later zong Jan Kal nog een lied bij de piano, ik ben vergeten welk lied dat was.