SLAA

SLAA

Bommel, Bommel, Bommel

Daan Doesborgh

Bommel, Bommel, Bommel

Daan Doesborgh

Bommel, Bommel, Bommel

Sommige optredens wil je het liefst zo snel mogelijk vergeten. Dan sta je bijvoorbeeld onversterkt, in de pauze, naast de bar op een soort zeepkist poëzie voor te dragen, terwijl het programma waar de mensen eigenlijk voor waren gekomen ruim een uur uitliep, en iedereen dus dorst en gespreksstof heeft. Of je staat voor te dragen in een festivaltentje waar bezoekers gratis een tijdelijke tatoeage van een dichtregel kunnen nemen, maar de tatoeëerders vinden het allemaal wel best met de poëzie en accepteren ook ‘live, laugh, love’ of ‘Jochem hartje Rinke’. Dus staat iedereen te roepen wat voor kots ze graag getatoeëerd willen hebben, dwars door je voordracht heen. En dat zijn dan nog de optredens op professionele gelegenheden, georganiseerd door lieve mensen met wie ik graag werk, en die desgevraagd zelf ook vinden dat de omstandigheden toen onverhoopt niet naar wens waren. Mensen die het niet erg vinden als je een kwartier eerder de handdoek in de ring gooit om geërgerd bier te gaan drinken tot je weer normaal kan doen.  

Iets dergelijks had ik in gedachten toen ik in een vlaag van verstandsverbijstering ja zei op het voorstel om drie dagen lang met een paar honderd man in een trein te gaan zitten, zonder douche, met minder wc’s dan je zou willen, op naar Oost-Europa en weer terug, om een hoop purschuim en badkamerrekjes of zo af te gaan leveren in Bratislava. Dit klinkt als het plot van een wel erg absurdistische Brusselmansroman, maar het is gewoon mijn leven. Deels uit verbazing, deels uit nieuwsgierigheid en deels uit de overtuiging dat je alleen van je angsten afkomt door ze onder ogen te zien zei ik ja en een week later (o ja, het was allemaal op gierend korte termijn) stond ik op Amsterdam CS te wachten op de Europe Endless Express. 

Het kwam eigenlijk meteen goed, vooral door de radio. Ergens in de kop van de 500 meter lange festivaltrein zat een heel klein radiostudiootje dat de treinreis van een uitstekende soundtrack voorzag, met livemuziek door Yuri Honing en dagafsluitingen door Dominee Gremdaat. Het allerergste aan de hele reis was de wederzijdse ergernis tussen artiesten en keukenpersoneel over de route, dwars door restaurant, keuken en voorraadwagon, tussen de artiestenslaapcoupés en de rest van de trein. Als dat het ergste is, heb je een goede reis gehad. We waren allemaal hartstochtelijk tot elkaar veroordeeld en het werden drie aaneengesloten dagen verbroedering, drank en met je hoofd uit het treinraam hangen. 

Mijn optredens bestonden uit tochten langs de coupés met de vraag of de lieve mensen misschien een stukje literatuur bliefden. Aan die vorm van bedelperformance heb ik normaal zo’n hekel dat ik in het verleden weleens opwekkende middelen nodig heb gehad om vruchteloze strooptochten over campings vol poëziehatende barbaren te kunnen overleven. In deze trein had iedereen snacks en lauwe witte wijn en was het allemaal heel goed te doen. Het was trouwens de hele reis lang dertig graden. 

Op de laatste dag had de SLAA-delegatie de muziekwagon gereserveerd voor een literatuurprogramma. De muziekwagon was eigenlijk een caféwagon, met een bar en een tap en de lucht van verschaald bier, maar er waren ook een podium en een huisband, en daar gingen de aanwezige schrijvers mee optreden. Voor aanvang werd er uitbundig gedanst, niemand leek zin te hebben in literatuur, en toen Eva van Manen het literatuurblokje opende met een prachtige set muziek (verdomme Eva) wist ik dat we een probleem hadden als ik nu gedichten voor ging dragen. Ik keek naar het Beierse landschap en in mij werd een aloud, Limburgs overlevingsmechanisme wakker: schlagermuziek. Toen ik het podium betrad en de band vroeg om hoempapa wist ik een klein beetje wat ik ging doen, en ik begon. De band en ik brachten een schlageruitvoering van Nijhoffs ‘De moeder de vrouw’, Nijhoff draaide zich om in zijn graf en ik zag dat het fout was. De coupé zong uit volle borst mee. Ik kreeg een biertje uit het publiek. Ik heb later die dag live op de treinradio nog een uitvoering gedaan, die pijnlijk afstak tegen Het Wonder van Beieren. Ik heb vorige week in een zaaltje in Zwolle een bedrijfsfeest mee laten deinen, maar na drie minuten hadden de delen van de zaal die beurtelings ‘hoem’ en ‘papa’ moesten zeggen er genoeg van. Wat ik bedoel is: er zijn ook optredens die je, tegen beter weten in, wanhopig opnieuw probeert te beleven.