SLAA

SLAA

De Poëziepodcast: Kira Wuck

Daan Doesborgh, Kira Wuck

De Poëziepodcast: Kira Wuck

Daan Doesborgh, Kira Wuck

In De Poëziepodcast bespreekt Daan Doesborgh samen met een dichter twee gedichten: één van die dichter zelf, en één van iemand anders. Een podcast over dichters en hun gedichten, en de wereld waar ze die gedichten vandaan halen. De Poëziepodcast wordt mogelijk gemaakt door Vrij Nederland en Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam.

Het was even wennen om weer zo lang niks aan de podcast te hoeven doen, nu de reeks live-afleveringen is afgelopen en er niet meer elke twee weken maar elke maand een aflevering uitkomt. Het was de dag na St. Patrick’s Day dat ik voor alweer de eenentwintigste Poëziepodcast in Splendor afsprak met Kira Wuck, winnaar van het NK Poetry Slam 2011 en auteur van twee dichtbundels en een bundeling korte verhalen. Ik weet nog dat het de dag na St. Patrick’s Day was omdat Splendor volhing met allerlei groene en Ierse parafernalia van het feest de avond ervoor, en omdat ik Kira op St. Patrick’s Day nog gevraagd had of ze onze afspraak wel door wilde laten gaan. Die avond was bekend geworden dat collega-dichter F. Starik plotseling was overleden.

We besloten onze afspraak door te laten gaan, en zodoende is er nu een aflevering. We besloten ook om op zo’n korte termijn ons plan niet om te gooien en gewoon het gedicht van Maud Vanhauwaert te bespreken dat Kira had uitgezocht. Starik stond al een tijdje op mijn lijstje met gewenste gasten voor deze podcast, en het zal er helaas nooit meer van komen om hem achter de microfoon te krijgen. In de toekomst wil ik nog eens een aflevering aan hem wijden, maar dan wel met de zorg en de voorbereiding die hij verdient. Starik, je bent nog niet van me af.

Maar in de tussentijd praten Kira en ik over de opmerkelijke bundel Wij zijn evenwijdig van Maud Vanhauwaert. Opmerkelijk omdat het niet duidelijk is of de bundel een heleboel korte gedichten of één lang gedicht bevat. Op elke bladzijde staat een korte tekst, zonder de regelafbrekingen die we bij poëzie gewend zijn, en zonder titel. Zijn het strofen van een enorm gedicht, of zijn het gedichten op zichzelf? Vanhauwaert laat het in het midden. De teksten vertellen verhalen over ontmoetingen op straat, die soms over meerdere pagina’s doorlopen, maar soms ook tot één zo’n tekstje beperkt blijven. Kira heeft naar eigen smaak een selectie gemaakt uit de bundel, en leest die voor:

Er grolt een handtas, iedereen kijkt op. Een vrouw ritst een hond tevoorschijn. ‘Rustig maar, mama is hier.’ Ze ritst nog wat verder, rijdt in het vlees van de hond. Hij jankt. ‘Rustig maar’ sist zij en de massa schreeuwt ‘Mama is hier’_

Op de schoot van de wenende vrouw ligt een grote klomp deeg. Ze begint te kneden. ‘Dat doe ik altijd als alles dreigt uiteen te vallen. Hoe meer je kneedt hoe beter het kleeft’_

Nog voor ze haar romp over de klomp heen kan buigen, graaien vreemde handen naar het deeg. Beringde handen, klamme kinderhanden, gerimpelde handen, ook de handen van een Chinees. Hij kneedt niet, hij pulkt. De vrouw kletst hem vlak in het gezicht. ‘Ik heb geen rimpels, het zijn de kneepjes die het leven mij gaf’_

De vrouw naast mij weent niet meer. Het deeg op haar schoot staat in pieken. Ik verlies haar in de massa, de metro-massa, die, zoals de zee pas breekt aan het oppervlak, pas breekt en schuimt bovengronds _

Ik zie een man met een baard. Ik vraag ben je islamitisch. ‘Nee’ zet hij ‘ik ben verdrietig’_

Een vrouw tikt mij op de schouder, er zit een hermelijn verwerkt in haar kraag. ‘Je bent aan het lekken’ fluistert ze luid terwijl ze het kopje van het beest krabt. Ik kijk om maar zie geen druppels, geen enkel spoor. ‘Je gelooft mij niet’ zegt de vrouw ‘maar je bent echt iets aan het verliezen.’ Ik kijk tussen mijn benen. De vrouw zet een tupperware bakje neer. ‘Blijf zo maar even staan’ en de hermelijn zegt haar na _

Iets verderop staat nog iemand wijdbeens met een tupperware bakje tussen de benen. Hij schreeuwt ‘kijk ons hier wachten op wat we aan het verliezen zijn’_

Maud Vanhauwaert, selectie uit Wij zijn evenwijdig, Uitgeverij Querido 2014.

Kira vertelt dat ze zo voor zich ziet hoe Maud over straat loopt en deze ontmoetingen heeft, al zijn ze dan nog zo vaak absurdistisch en vervreemdend. Het is het soort poëzie waar Kira erg van houdt, en die ze zelf ook het liefste schrijft: poëzie die vooral over de buitenwereld gaat, en meer op observaties dan op gedachten en metaforen leunt. Poëzie die zich op straat afspeelt, zou je kunnen zeggen, of in ieder geval poëzie waarin iets gebeurt, waarbij de dichter onmogelijk op een stoel kan zijn blijven zitten.

Ook uit haar eigen gedicht, uit Kira’s dit jaar verschenen, tweede bundel De zee heeft honger, speelt zich op straat af. Sterker nog, net als een van de fragmenten uit Wij zijn evenwijdig komt er een pratende bontkraag in voor. En let wel, dit is toeval, geen verwijzing van de een naar de ander:

Vachtdieren

Dieren verplaatsen zich in jassen door de stad
soms groeten ze elkaar als oude bekenden
die niet weten wat ze met zichzelf aan moeten
‘Ik mag niet klagen,’ zegt het konijn tegen de wasbeer
‘en moe word ik ook niet’

terwijl de dood aan me hangt houd ik de moed erin

en wandel van liquidatieplaats
naar liquidatieplaats
vanachter de tv zie ik
hoe iemand een geweer op de cameraman richt

blijf kijken tot het laatste licht uit de kamer verdwenen is
ontdek een spoortje bloed dat langs mijn nek
uit de vacht druipt.

Kira Wuck, uit De zee heeft honger, Uitgeverij Podium 2018.

Kira vertelt dat ze in haar bundel heeft geprobeerd het twee-voor-twaalfgevoel over te brengen. Ik ben aanvankelijk in de war en vraag me af hoe ze de tv-quiz in haar bundel over heeft proberen te brengen, verwijzingen naar feitjes, dingen opzoeken en anagrammen, maar dan valt het kwartje: Kira bedoelt de notie dat het twee voor twaalf is op de Doomsdayklok, een fictieve klok waarop het Bulletin of the Atomic Scientists bijhoudt hoe dicht de wereld bij totale vernietiging is. Op die klok zijn we nooit veel verder dan een kwartier van middernacht (lees: nucleaire holocaust) verwijderd geweest, maar sinds een jaar is het twee voor twaalf, even penibel als in 1953 bij de uitvinding van de waterstofbom. Ach ja, de naderende ondergang van de wereld, soms vergeet je even dat-ie er is en denk je in al je onschuld aan een televisieprogramma, maar net als in De zee heeft honger schemeren het doemdenken en de signalen dat de wereld afbrokkelt uiteindelijk toch overal doorheen.

Dat op straat lopen van Maud Vanhauwaert, en in algemenere zin het decor van de grote stad is ook voor Kira een niet weg te denken factor in haar leven en haar poëzie. Op het platteland zou ze niet kunnen wonen, en ze schrijft het liefst over de manier waarop het stedelijke dicht op elkaar wonen de verhoudingen tussen mensen naar de voorgrond dringt. Mijn hart maakt altijd een vreugdesprong als een dichter mij en de luisteraars trakteert op een bonusgedicht (K. Schippers deed er zelfs een stuk of vijf), en deze maand is het weer raak. Kira illustreert hoe de stad de contrasten tussen verschillende soorten mensen op scherp zet aan de hand van een gedicht over alcoholisten bij het station van Helsinki, dat ik hier niet op zal nemen, daar moet u toch echt de aflevering voor luisteren.