Stadsgedicht: Ruim baan voor de onzichtbaren
Ellen Deckwitz
Nieuw in Stadsgedicht
- Stadsgedicht: Van de ene tot de andere stad
- Stadsgedicht: Bloei
- Stadsgedicht: Kleine boodschappen
- Stadsgedicht: Het kon
- Stadsgedicht: Voor als je vijftien bent
- Strijd der Stadsdichters – deBuren | Brussel
- Stadsgedicht: De straten zijn van jou
- Stadsgedicht: Ruim baan voor de onzichtbaren
- Stadsgedicht: Knuffel
- Stadsgedicht: Werk in uitvoering
Ruim baan voor de onzichtbaren
Rond hun tekentafels stonden de onzichtbaren,
mensen die er soms nog geeneens waren
maar die ze toch al meenamen in hun schetsen.
Voor hen richtten ze bossen in,
zetten ze speeltuinen neer. Plekken
waar kon worden geoefend met vallen en
schaduw. Te kleine huizen kregen parken
als achtertuin, ze tekenden door
tot de stad één grote woonkamer was
en zij de moeders werden van Osdorp
tot Oranjehof. Van straten, lanen, water-
speelplaatsen. Tot men eindelijk inzag
dat beton en baksteen naast hard,
ook mogelijkheden voor leven bieden.
Tot men begreep dat je voor iedereen
ruimte kan maken.
Ter ere van Jakoba Mulder (1900-1988), Koos Pot-Keegstra (1908-1997), Manon Peyrot (1927-2014) en Annie van Hattem (1924-1984), architecten die gedurende de twintigste eeuw met hun werk een stempel drukten op Amsterdam.
Dit gedicht stond op 10 april 2024 in Het Parool.
Foto: Bianca Sistermans
Nieuw in Stadsgedicht
- Stadsgedicht: Van de ene tot de andere stad
- Stadsgedicht: Bloei
- Stadsgedicht: Kleine boodschappen
- Stadsgedicht: Het kon
- Stadsgedicht: Voor als je vijftien bent
- Strijd der Stadsdichters – deBuren | Brussel
- Stadsgedicht: De straten zijn van jou
- Stadsgedicht: Ruim baan voor de onzichtbaren
- Stadsgedicht: Knuffel
- Stadsgedicht: Werk in uitvoering