Stadsgedicht: Het kon
Ellen Deckwitz
Nieuw in Stadsgedicht
- Stadsgedicht: Van de ene tot de andere stad
- Stadsgedicht: Bloei
- Stadsgedicht: Kleine boodschappen
- Stadsgedicht: Het kon
- Stadsgedicht: Voor als je vijftien bent
- Strijd der Stadsdichters – deBuren | Brussel
- Stadsgedicht: De straten zijn van jou
- Stadsgedicht: Ruim baan voor de onzichtbaren
- Stadsgedicht: Knuffel
- Stadsgedicht: Werk in uitvoering
In een hoekje van het museum staat een abacus
vol versleten kralen. Een telraam waarop men
berekende hoeveel levens de winst mocht kosten,
maar waarop niet werd bijgehouden welke ideeën
er werden gepoot in de gebogen hoofden. Zodat
sommigen nog steeds geloven dat ze beter zijn
wanneer ze zichzelf niet zijn. Ook voor hen
leggen we kransen, planten we een nieuw thuis.
Eentje met ruimte
om te durven kijken naar de verstrengeling
van heden en verleden. Van moeten zwijgen
en tenslotte niet meer kunnen spreken. Een plek
waar je beseft dat alles dat eens was,
als je niet uitkijkt zo weer bestaat. Want het kon.
Dus het kan.
Dit gedicht stond op 16 augustus 2024 in Het Parool. Ter gelegenheid van de Dekoloniale Indonesië Nederland herdenking van 16 augustus 2024, op het Olympiaplein te Amsterdam.
Foto: Bianca Sistermans
Nieuw in Stadsgedicht
- Stadsgedicht: Van de ene tot de andere stad
- Stadsgedicht: Bloei
- Stadsgedicht: Kleine boodschappen
- Stadsgedicht: Het kon
- Stadsgedicht: Voor als je vijftien bent
- Strijd der Stadsdichters – deBuren | Brussel
- Stadsgedicht: De straten zijn van jou
- Stadsgedicht: Ruim baan voor de onzichtbaren
- Stadsgedicht: Knuffel
- Stadsgedicht: Werk in uitvoering