Stadsgedicht: Proloog
F. Starik
Nieuw in Stadsdichter
- Stadsgedicht: Van de ene tot de andere stad
- Stadsgedicht: We zijn meer
- Stadsgedicht: Bloei
- Stadsgedicht: Kleine boodschappen
- Stadsgedicht: Het kon
- Stadsgedicht: Voor als je vijftien bent
- Strijd der Stadsdichters – deBuren | Brussel
- Stadsgedicht: De straten zijn van jou
- Stadsgedicht: Ruim baan voor de onzichtbaren
- De Poëziepodcast: Ellen Deckwitz
Proloog
Als en of je van een stad kunt houden:
een stad is niets dan straten en gebouwen
mensen die zich ergens heen verlangen
haasten zich naar winkels, warenhuizen
café’s en restauranten, bioscopen
en hotels om in te slapen, nee je wil nog
niet naar huis, je wilt alleen wat dansen,
drinken, iemand om mee weg te lopen
nee teer te beminnen, toch iets kopen.
Lang heb je dat – als ze je vroegen: ‘Heb jij
die cake van de Xenos’ en jij zei ‘nee, die
heb ik zelf gebakken’ – opgevat als compliment,
het stilt de honger, tot iemand eindelijk wist:
je liegt. Je moet een eigen stad beginnen.
F. Starik
Nieuw in Stadsdichter
- Stadsgedicht: Van de ene tot de andere stad
- Stadsgedicht: We zijn meer
- Stadsgedicht: Bloei
- Stadsgedicht: Kleine boodschappen
- Stadsgedicht: Het kon
- Stadsgedicht: Voor als je vijftien bent
- Strijd der Stadsdichters – deBuren | Brussel
- Stadsgedicht: De straten zijn van jou
- Stadsgedicht: Ruim baan voor de onzichtbaren
- De Poëziepodcast: Ellen Deckwitz