War Poets
Gedichten zijn voor de Eerste Wereldoorlog wat films zijn voor Vietnam en blogs voor Irak. In 1917 dichtte de Britse soldaat-dichter Wilfred Owen: ‘Het is een leugen dat het goed en gepast zou zijn voor je vaderland te sterven.’ Dát is ons beeld van de Grote Oorlog: een zinloze catastrofe.
Velen keken er destijds heel anders tegenaan. Het uitbreken van de oorlog in 1914 leidde zelfs tot duizenden juichende, patriottische verzen. Ook in de jaren daarna schreven vele soldaten en burgers gedichten over wat ze voelden, vreesden, liefhadden en verafschuwden.
Negentig jaar na het einde van de oorlog wordt voor het eerst het hele verhaal verteld aan de hand van poëzie uit alle talen en tradities. Niet alleen de bekende Engelse war poets komen aan bod, maar ook Franse en Duitse, Russische en Amerikaanse, Jiddische en Armeense dichters. Behalve de grote namen uit de Europese avant-garde – Cocteau, Trakl, Van Doesburg, Achmatova – komen ook onbekend gebleven soldaten, verpleegsters of burgers aan het woord; van Spanje tot Estland, van Turkije tot Ierland. Geert Buelens, samensteller van de indrukwekkende tweetalige editie Het lijf in slijk geplant. Gedichten uit de Eerste Wereldoorlog, vertelt iets over de Europese War Poets en geeft dan het woord aan vertalers uit vier taalgebieden: Mari Alföldy (Hongaars), Willy Brill (Jiddisch), Hans Boland (Russisch) en Ton Naaijkens (Duits). De vertalers lezen een gedicht in de oorspronkelijke taal en in de Nederlandse vertaling, en plaatsen het gedicht in de context van WO I.
Wim Brands gaat met Geert Buelens in gesprek over bijzondere aspecten van de bloemlezing.