SLAA

SLAA

De Poëziepodcast: Simone Atangana Bekono

Daan Doesborgh

De Poëziepodcast: Simone Atangana Bekono

Daan Doesborgh

Na de bijna magisch-realistische gebeurtenissen met Tonnus Oosterhoff in het Harry Mulisch Huis gaan we deze week weer kopje-onder in het feestrumoer op de Nacht van de Poëzie. Daar is het inmiddels halfelf en wordt het publiek al wat rumoeriger.

Halverwege ons gesprek raakt Simone Atangana Bekono even de draad kwijt omdat er een groep mensen begint te zingen. De Nacht is pas twee maanden geleden maar ik weet nu al niet meer waarom ook alweer. Het is een soort heel saai vervolgverhaal om het verloop van de avond mee te moeten maken in het achtergrondgeluid bij gesprekken over poëzie, die elk maar tien minuten duren en met tussenpozen van een maand gepubliceerd worden. Gelukkig gaat het niet om het achtergrondgeluid maar om de gesprekken, waarin een stuk meer gebeurt.

Met Simone wijk ik noodgedwongen af van mijn gebruikelijke opzet: eerst een gedicht, dan een gesprek, dan weer het gedicht. De keuze van Simone, ‘Eulogy for Alvin Frost’ van de Amerikaanse dichteres Audre Lorde heeft een voorleestijd van vijf minuten. Dat geeft ons precies genoeg tijd voor een introductie, een keer het gedicht, een keer dankjewel, nog een keer het gedicht en dan mijn afsluitende tekst. Dat is wat karig en dus leest Simone het gedicht maar een keer.

Achteraf heb ik er toch een beetje spijt van dat ik niet gewoon fuck it heb gezegd en een aflevering van een kwartier heb gemaakt, met twee keer het gedicht, want wat is het een mooie tekst. Juist doordat het gedicht zo lang voortduurt, zo uitgebreid de tijd neemt voor het afscheid, en het ophalen van herinneringen, raak je er op de cadans van Simone’s stem helemaal in verzonken. Lees het na het beluisteren van de aflevering nog maar eens voor aan uzelf:

Eulogy for Alvin Frost

I

Black men bleeding to death inside themselves
inside their fine strong bodies
inside their stomachs
inside their heads
a hole
as large as a dum-dum bullet
eaten away from the inside
death at 37.

Windows are holes to let in the light
in Newark airport at dawn I read
of your death by illumination
the carpets are dark and the windows are smoky
to keep out the coming sun
I plummet down through a hole in the carpet
seeking immediate ground for my feet to embrace
my toes have no wisdom no strength
to resist
they curl in a spasm of grief
of fury uprooted.
It is dawn in the airport and nothing is open
I cannot even plant you a tree
the earth is still frozen
I write a card saying
machines grew the flowers I send
to throw into your grave.

On occasion we passed in the hallway
usually silent and hurried but fighting
on the same side.
You congratulate me on my latest book
in a Black Caucus meeting
you are distinguished
by your genuine laughter
and you might have been my long lost
second grade seat-mate named Alvin
grown into some other magic
but we never had time enough
just to talk.

II

From an airplane heading south
the earth grows slowly greener
we pass the first swimming pool
filled with blue water
this winter is almost over
I don’t want to write a natural poem
I want to write about the unnatural death of a young man at 37
eating himself for courage in secret
until he vanished
bleeding to death inside.
He will be eulogized in echoes
by a ghost of those winters
that haunt morning people
wearing away our days like smiling water
in southern pools
leaving psychic graffiti
clogging the walls of our hearts
carving out ulcers inside our stomachs
from which we explode
or bleed to death.

III

The day after your burial
John Wade slid off his chair
onto the carpet in the student cafeteria
and died there on the floor
between Abnormal Psychology and a half-finished
cup of black coffee.
Cafeteria guards rushed him out
the back door between classes
and we never knew until a week later
that he had even been ill.
I am tired of writing memorials to black men
whom I was on the brink of knowing
weary like fig trees
weighted like crepe myrtle
with all the black substance poured into earth
before earth is ready to bear.
I am tired of holy deaths
of the ulcerous illuminations the cerebral accidents
the psychology of the oppressed
where mental health is the ability
to repress
knowledge of the world’s cruelty.

IV

Dear Danny who does not know me
I am
writing to you for your father
whom I barely knew
except at meetings where he was
distinguished
by his genuine laughter
and his kind bright words
Danny son of Alvin
please cry
whenever it hurts
remember to laugh
even when you do battle
stay away from coffee and fried plastic
even when it looks like chicken
and grow up
black and strong and beautiful
but not too soon.
We need you
and there are so few
left.

Audre Lorde, uit: The Black Unicorn, Norton 1978.

Ik vraag Simone of ze het persoonlijke verhaal achter dit gedicht nog op heeft gezocht, of dat ze dat juist niet gedaan heeft. Ze heeft het niet gedaan: je begrenst een gedicht door te veel op zoek te gaan naar waar het aan de werkelijkheid zit vastgebonden. Beter laat je het een beetje zweven, zodat je er zelf aan vast kan maken wat je wil. Zo bekeken was het misschien toch beter geweest om in deze aflevering alleen maar twee keer dit gedicht te laten horen. Aan de andere kant: u kunt altijd aan het eind weer van vooraf aan beginnen.

Over twee weken, op 18 december, verschijnt de laatste Poëziepodcastaflevering van 2017. Dat is weer een lange, maar ik kan nu al verklappen dat mijn gast Maartje Smits ook twee ontzettend lange gedichten heeft uitgekozen. Hoe ik dat op ga lossen blijft nog even een verrassing (niet in de laatste plaats voor mijzelf). In januari is er weer een live-aflevering, dan met Astrid Lampe. En gelukkig is er ook in 2018 weer elke maand een reguliere aflevering van De Poëziepodcast.

///

De gedichten hierboven, van Audre Lorde, vind je terug in The collected poems of Audre Lorde, uitgegeven bij Norton.