SLAA

SLAA

Maandagochtendstraten #4: Warm tussen de middag

Olivier Willemsen

Maandagochtendstraten #4: Warm tussen de middag

Olivier Willemsen

De Korte Schimmelstraat is een klein overzichtelijk straatje in Oud-West, vernoemd naar schrijver Hendrik Jan Schimmel, ooit redacteur van De Gids en jarenlang in de leer bij Jacob van Lennep. De straat telt zeventien parkeerplaatsen en twee lantaarns. Negentien plekken dus. Ze zijn deze ochtend allemaal bezet; de fietsen hebben hun lasso’s om de palen uitgeworpen. In het knusse straatje hangt een indringende verflucht. De straat heeft één geur. Het doet me denken aan mijn geboortedorp, waar rond twaalven altijd de vertrouwde zweem van gebakken boter door de straten trok omdat daar ’s middags nog warm werd gegeten.

De zonzijde van de Korte Schimmelstraat wordt vandaag door vijf schilders onder handen genomen. Ze hebben zich over een steigerstellage verspreid. Zo nu en dan schreeuwen ze halve zinnen van een refrein op de radio mee. Voor een nieuw maandagochtendstratenverhaal houd ik me een poos bij de steigers op en stel wat alledaagse vragen.

‘Dit houtwerk bedoel je? Eens in de tien jaar,’ antwoordt de schilder die beneden werkt.
Zijn witte verfkwast gaat beheerst over het kozijn, kalm voortglijdend als een bruidssleep over een kerkvloer. De man is een professional, ondanks zijn ondergekliederde overall. ‘De Eiffeltoren doen ze om de zeven!’ roept zijn collega van boven. Ik vermaak me. Mannen kijken nu eenmaal graag naar andere mannen die in de buitenlucht aan het werk zijn. Wordt er ergens een put gegraven, een gat gedicht of een kermis opgebouwd dan staat daar altijd een groepje nieuwsgierige mannen omheen. Vandaag ben ik zo’n toekijker en aanschouw ik hoe de schilder geknield de onderste kozijnen voor zijn rekening neemt. Steeds wanneer zijn kwast de hoeken nadert perst het puntje van zijn tong zich tussen zijn lippen door naar buiten.
‘Mag ik nog wat vragen?’

‘Doe je al,’ mompelt hij zonder naar me op te kijken. Een grap die al jaren op zijn repertoire lijkt te staan.
‘Eten jullie straks warm of koud tijdens de middagpauze?’ De man onderbreekt abrupt zijn secure strijk over het houtwerk en draait zijn hoofd.
‘Gewoon boterhammen, hoezo?’ Hij kijk me achterdochtig aan alsof ik zijn lunchtrommeltje zojuist ergens heb verstopt.

Vanuit de steigers klinkt een nieuw refrein. De man beneden zingt niet mee. Hij is de oudste en de baas van het grut daarboven. De schildersbranche kent een omgekeerde pikorde: waar zakenlieden juist opklimmen om uiteindelijk in de wolken kantoor te mogen houden, bereiken de meest ervaren schilders na jaren gedane arbeid het laagste treetje van de ladder. Ik staar omhoog naar het pijpen- en buizenwerk en kan een francofiele dagdroom over de Eiffeltoren niet onderdrukken. Dat bouwwerk te mogen onderhouden moet het summum zijn, de septenale hoogmis van het buitenschilderwerk. En eveneens een goudmijn voor de bloemrijke maandagochtendstraten-chroniqueur. Want daar geen druipende pot Histor buitenbeits op een oude krant, maar een kleurenpalet rondom de duim, een fijn penseeltje tussen de vingers.

Tijdens de middagpauze leunend tegen het staal een baguette met Brie de Meaux, rode wijn uit Picardieglaasjes en zonder een woord mee te zingen luisteren naar fluwelen chansons zo zacht dat ze de schilders opvangen mochten ze uit de toren zwijmelen. In de Korte Schimmelstraat is de lunchtijd inmiddels ook aangebroken en loopt het vijftal gezamenlijk in hun verfoutfit naar een supermarkt een paar straten verderop. De radio blijft aan. Ik maak snel wat aantekeningen bij de verlaten stellage, zing zelf stiekem een refreintje mee en ga daarna op zoek naar een plek om dit verhaal te schrijven. Onderweg kom ik de schilders tegen. Ze dragen ham-kaascroissants en pakjes Vifit bosvruchtensmaak. Het laatste beeld voordat ik een brasserie in de buurt binnenstap, mijn notitieblok op tafel leg en een warme lunch bestel.