SLAA

SLAA

Maandagochtendstraten #15: Eindstraat

Olivier Willemsen

Maandagochtendstraten #15: Eindstraat

Olivier Willemsen

De afgelopen dertig weken wandelde ik door tal van straten in Amsterdam. Ik zocht en vond er verhalen voor de serie ‘Maandagochtendstraten’ in opdracht van de SLAA. Over trekhaakdopdieven, hondenmannen, achtergelaten walkmans. Veelal kleine verhalen, in stille straten waar nauwelijks iets leek te gebeuren, omdat het leven nu eenmaal meer maandagochtend dan zaterdagavond is. De laatste straat in deze serie is een cul-de-sac. Oftewel een doodlopende straat.

Aan het einde van de doodlopende Fred Roeskestraat op de Zuidas, is een crematorium gevestigd. Het sluit de straat af, waaraan ook de Rietveldacademie, het antroposofische Geert Groote college en begraafplaats Buitenveldert liggen. Tijdens deze verhalenserie dook ik telkens even in de levens van kleine en grote overleden stadshelden, veelal mannen, wiens namen op bordjes hoog boven de straten voortleefden; Joos de Moor, Hendrik Jan Schimmel, Ernest Schackleton. Mensen van wie ik nog nooit had gehoord. Ze kregen plots een kleine geschiedenis. Een verhaal. Zo ook de doodlopende straat van Fred Roeske, koordirigent van Mannenzangvereniging Apollo, die tijdens het vijfentwintigjarige jubileum van koningin Wilhelmina, dat in 1923 in de stad werd gevierd, met zijn baton zwaaiend in de lucht het Wilhelmus voor haar heeft gespeeld. Fred moet er dagenlang niet van hebben kunnen slapen.

Een gedeelte van het wegdek in de Fred Roeskestraat is momenteel opgebroken. Er wordt een nieuw riool aangelegd. Als ik aan het uiteinde voor het crematorium sta, zie ik dat de straat voor fietsers en voetgangers niet doodlopend is. Ze biedt een ontsnappingsmogelijkheid. Een gat in de cul-de-sac. Een paadje. Ideaal om met je scooter in te vluchten als je een overval hebt gepleegd en door politiewagens op de hielen wordt gezeten – mocht ik iemand op een idee brengen dan dien ik hierbij meteen te vermelden dat het ontsnappingspaadje linea recta naar de rechtbank aan de Parnassusweg leidt.

Op de middelbare school las ik Vergeten straat van Louis Paul Boon, een roman over een doodlopende straat in een grote naamloze stad die door de komst van een spoorlijn volledig van de buitenwereld wordt afgesloten. Ik heb sindsdien een spannende fascinatie voor doodlopende straten en stegen. Misschien omdat wij zelden de term cul-de-sac gebruiken maar de wegen doodlopend noemen (bij doodlopend denk ik al snel aan iets griezeligs als zombies; de enigen die dood lopen). Altijd als ik dat blauwe bord zie, met die witte verticale balk en dat rode balkje er dwars bovenop, wil ik er even een kijkje nemen. Het zijn kleine van de buitenwereld afgesloten leefcommunes. Waar kinderen gewoon op straat stoepkrijten en skippyballen. Waar auto’s alleen komen om te keren.

Veel mensen keren echter niet meer om aan het einde van de Roeskestraat, en ze laten het kleine paadje richting de rechtbank links liggen. Voor hen is er geen ontsnappingsmogelijkheid meer. Alleen die weg omhoog, die zich niet door een stratenchroniqueur laat beschrijven.

 

Olivier Willemsen