SLAA

SLAA

Maandagochtendstraten #13: Het Brettenpad

Maandagochtendstraten #13: Het Brettenpad

In het Westelijk Havengebied, pal aan de Rijksweg N200 naar Haarlem, ligt volkstuinencomplex De Bretten. Langs de tuinen loopt het Brettenpad, een pad dat de stad verbindt met de roemruchte Theemsweg, daar waar in het verleden op voor- en achterbanken van auto’s tegen betaling en tegen wil en dank doktertje werd gespeeld. Tegenwoordig is het een weg richting een aantal doe-het-zelfzaken (no pun intended).

Volgens een aankondiging op het informatiebord bij de hoofdingang van De Bretten, opent het volkstuinencomplex haar deuren op 1 april. Maar vanwege het zonnige voorjaarsweer hebben veel stadsgenoten hun buitenverblijven en moestuinen vandaag al opgezocht. Een lap gaat over de ramen, het kunststof tuinmeubilair wordt uit de schuurtjes gehaald, en een oude man op laarzen steekt zijn spade in de nog maar pril ontdooide veenbodem. Vanaf een bankje aan het Brettenpad kijk ik toe hoe hij zich in het voorjaarszweet werkt, en denk daarbij aan een verhaal uit Amerika dat me eens ter ore kwam.

Een gedetineerde uit de staat Nevada, hoofdverdachte van een driedubbele moord, ontving in de gevangenis een brief van zijn oude vader. Die schreef het spijtig te vinden dat zijn zoon hem nu niet kon helpen bij het jaarlijkse omploegen van zijn tomatenveld, en dat zijn rug helaas te zwak was om die klus in zijn eentje te klaren. De man ontving daarop een korte brief van zijn zoon terug: ‘Pa, laat de moestuin met rust, daarin heb ik de lijken begraven.’ Nog diezelfde dag ploegde de FBI het gehele tomatenveld om, maar de lichamen werden er niet gevonden. Later die week ontving de man opnieuw een brief van zijn zoon waarin hij schreef dat hij het samen spitten met zijn oude vader ongelooflijk miste, maar dat dit het beste was dat hij op afstand voor hem kon doen.

Het Brettenpad en de volkstuinen liggen in natuurgebied de Lange Bretten. De naam ‘Bretten’ is afkomstig van een naburig landhuis, Huis te Bretten, dat omstreeks 1839 moest wijken voor de eerste spoorlijn van Nederland, die tussen Amsterdam en Haarlem. Nog langer geleden durfde de mens hier niet eens te komen. De veenpoelen boven Amsterdam werden gezien als de poorten naar de onderwereld, daar waar de vooroudergeesten en demonen leefden. Nu rijden er wielrenners in kleurenpakjes keuvelend aan mijn bankje voorbij. Ze gebruiken het pad om door te steken richting het havengebied, waar de weg naar de duinen voor ze openligt. De zon schijnt, maar het is nog altijd weer voor een jas. Alles oogt desondanks rustig en vredig aan het Brettenpad. Het zou er zelfs nog stiller zijn geweest als de geluiden die ik hoor niet van elders zouden komen; van de N200 en de intercity’s vanuit Haarlem en Amsterdam. Zelfs de vogels in de bomen achter me, lijken hun getsjilp nog even in te houden tot 1 april. Ik zie ze wel, maar ik hoor ze niet.

De man met de spade is vermoeid in een tuinstoel gaan zitten. In het volkstuintje naast hem springen twee kinderen op een trampoline. De jassen gaan uit en veren even op de bodem van het springding mee, tot moeder roept dat het daar nog wat te vroeg voor is. Een jong stelletje nadert over het wandelpad, slenterend, net wat te ver uit elkaar. Het blijken Italianen. Ze hebben Peruaanse mutsen op hun hoofd en zijn de drukte van de stad ontvlucht. Net als de knoppen aan de bomen hier, staat ook die weer op knappen. Het seizoen begint. Alles begint. Ook op het Brettenpad zal het snel drukker worden.

Olivier Willemsen