SLAA

SLAA

Liekes Leeslijst #5: waterjager

Lieke Marsman

Liekes Leeslijst #5: waterjager

Lieke Marsman

Op water jagen

Iedereen heeft een vriend nodig op wiens leestips je blind durft te vertrouwen – dus toen vriendin E. mij onlangs op het hart drukte dat de debuutroman van Chris Polanen, Waterjager, echt de moeite waard was, besloot ik het boek meteen te gaan lezen.

Twee Surinaamse broers, Joshua en JC, worden op jonge leeftijd van elkaar gescheiden wanneer Paramaribo ten onder dreigt te gaan aan de gevolgen van klimaatverandering. Het water stijgt en stijgt. Joshua, de jongste broer, vlucht met zijn moeder naar de Amsterdamse Bijlmer, terwijl JC en de vader van het gezin achterblijven. Eerst hebben de twee nog wel contact, er zijn zelfs plannen voor een hereniging, maar Paramaribo raakt van de rest van de wereld afgesloten en uiteindelijk spreken ze elkaar minder en minder. Joshua groeit op en wordt arts, heeft Nederlandse vriendinnetjes en vrienden, maar nooit lukt het hem om zich echt thuis te voelen in Nederland. Hij voelt zich ontheemd verlangt terug naar zijn jeugd

Nederlanders persen het leven als een sinaasappel uit en zijn altijd bang dat er niet genoeg sap uit zal komen. Hun man, hun vrouw, hun kinderen, hun baan, hun huis, hun auto, hun vakantie. Alles persen ze uit, en ze begrijpen niet dat er dan slechts een verschrompelde versie van het leven overblijft. ‘Het is me niet gelukt om Nederlander te worden, maar ik weet ook niet meer hoe ik Surinamer moet zijn.’

Joshua besluit terug te keren naar Suriname, in ieder geval tijdelijk. Als hij aankomt in Paramaribo blijkt de stad alleen nog maar per boot begaanbaar – overal staat metershoog water. Vrijwel iedereen is verhuisd naar Nieuw-Paramaribo, het oude Paramaribo is door de overheid verloren verklaard en aan het water overgeleverd. Joshua’s vader is overleden, zijn broer JC blijkt een reusachtige man geworden die de taak op zich heeft genomen de rust te bewaren in de stad die enkel nog bevolkt wordt door criminelen, goudzoekers en prostituees. Wie zich niet aan aan de regels houdt, kan er op rekenen dat JC en zijn metgezellen hen in elkaar komen slaan. De wet van de sterkste heerst: het is eten of gegeten worden – soms zelfs letterlijk, door de pirengs die vanonder het watervlak altijd loeren op een volgende prooi.

Er blijken niet alleen herinneringen aan de tijd dat de stad bloeide rond te dwalen in Paramaribo: keer op keer verschijnt Ambrose, het overleden zoontje van vrienden van JC aan een van de personages om hem of haar iets te vertellen over de toekomst of het verleden. Ambrose lijkt symbool te staan voor de manier waarop we geneigd zijn ons in verleden en toekomst vast te bijten wanneer er in het nu niets goeds te beleven is – in dit geval van drank en geweld. Wanneer Joshua nadenkt over deze strijd tussen toekomst en verleden, het verlangen naar Suriname en tegelijkertijd het verlangen om eindelijk echt een leven op te bouwen in Nederland, vind ik het boek het mooist.

In Suriname scheen de zon, werd je op straat herkend, was er altijd een reden om te lachen en te feesten, maar kon je ten onder gaan tijdens een van de vele crises met hun schaarste en inflatie. In Nederland kwijnde je weg omdat je de zon maandenlang nauwelijks zag, liep men je voorbij alsof je onzichtbaar was, maar was er in moeilijke tijden altijd subsidie of een uitkering. In Suriname kon je in de kracht van je leven overlijden aan de steek van een besmette muskiet, omdat men in het ziekenhuis geen medicijnen had of gewoon vergat dat je er lag. In Nederland hield men de mest agressieve vormen van kanker met geavanceerde behandelingen tegen zodat je nog jaren achter glas weg kon kwijnen, dromend over Suriname. Jongeren waren in Suriname beperkt in hun mogelijkheden, in Nederland waren zowel de mogelijkheden als de verleidingen onbegrensd. 

Aan het begin van de zomer was ik op een literaire avond met o.a. Chris Polanen die georganiseerd werd in het clubhuis van een surfvereniging aan de Gaasperplas. Daar kwamen de twee werelden die in Waterjager een rol spelen treffend samen; met terugwerkende kracht voelde ik me er heel even een beetje Joshua. Enerzijds het schmutzige kille van een Nederlands clubhuis in the middle of nowhere (dit is niet per se negatief trouwens – ik houd van deze sfeer), anderzijds het stadse Bijlmerpubliek dat out-of-place oogde tegen een achtergrond van foto’s met surfende mensen er op. Een fijne afwisseling met de literaire avonden die ik doorgaans bezoek. Heeft de SLAA hier al eens iets georganiseerd?