SLAA

SLAA

Glimmende rangtekens

Nisrine Mbarki

Glimmende rangtekens

Nisrine Mbarki

Glimmende rangtekens

We staan bij de grensovergang. Voor ons staat een oudere dame met een zongebruinde gerimpelde huid, geblondeerd haar en slippers. Ze steunt op haar roze trolley terwijl de douanier in haar paspoort kijkt. Hij is een stevige jongeman met grijze ogen en opgeschoren haar. Mijn zoon en ik wachten in de rij. Naast mij staat een vrouw met een paardenstaart een boek te lezen. Ze kijkt niet op, maar schuifelt mee als er beweging in de rij komt.

‘Zijn wij nu?’

‘Bijna lieverd, na deze mevrouw zijn wij aan de beurt.’

‘Wat denk je dat ik ga doen als we aankomen?’ vraagt Gabriel mij glimlachend.

‘Een dutje doen natuurlijk,’ zeg ik.

‘Neehee, ik kleed me uit en duik meteen in het zwembad.’

‘Jeetje, wat saai.’

‘Mammiiieee!’

De roze trolley rijdt weg, wij zijn aan de beurt. We lopen over de privacystreep en Gabriel legt de paspoorten neer. Grijze ogen trekt met militaire precisie de twee paspoorten naar zich toe en legt ze open naast elkaar neer. Hij schuift zijn stoel naar achteren, staat in één ruk op en kijkt over de balie heen.

‘Dag jongedame,’ zegt hij tegen Gabriel.

‘Ik ben geen meisje, ik ben een jongen,’ zegt Gabriel.

‘Sorry, maar je hebt zulk mooi lang haar, ik dacht…’ Hij knipoogt hij naar mij. Gabriel onderbreekt hem. ‘Jongens kunnen ook lang haar hebben, hoor.’

‘Waar gaan jullie eigenlijk heen?’ vraagt hij snel aan Gabriel en kijkt ondertussen afwisselend naar mij en mijn paspoort.

‘Naar ons vakantiehuis, we hebben daar een zwembad.’

Grijze ogen blijft naar mij kijken terwijl hij met Gabriel spreekt.

‘En wie is dat?’ vraagt hij hem.

‘Oh, dat is Mina.’

‘En wie is Mina?’

‘Ik ben zijn moeder,’ zeg ik.

‘Wie is Mina, jongeman?’ Gabriel wijst naar mij.

‘Meneer, u kunt mij vragen wie ik ben, waarom vraagt u het mijn zoon?’ zeg ik tegen hem.

‘Uw zoon?’ zegt hij verontwaardigd.

‘Ja.’

‘U heet Mina Benali en deze jongeman heet Gabriel Cohen,’ hij schuift de paspoorten stevig in elkaar.

‘Klopt.’

‘En u zegt dat hij uw zoon is.’

‘Inderdaad.’

Hij roept iets naar een collega die achter hem staat.

‘Is er een probleem?’ vraag ik.

‘Wat is uw relatie met deze jongen, mevrouw Benali?’ vraagt hij en legt de nadruk op mijn achternaam.

‘Dit is mijn kind, dat zei ik net.’

‘Wie is deze mevrouw?’ probeert hij weer bij Gabriel, maar die kruipt nu achter mij.

‘Laat hem alstublieft met rust. Kunt u mij uitleggen wat er aan de hand is?’

‘Goed, mevrouw Benali. Hij heeft een andere achternaam dan u.’

‘Dus?’ vraag ik hem.

‘Nou, ik vind het opvallend, u ziet er bijzonder verschillend uit, u heet anders. Bovendien is het vreemd dat hij u bij uw voornaam noemt.’

‘Ik ben anti-autoritair, ik heb mijn zoon vrij opgevoed,’ zeg ik en besef dat ik tegen een militair spreek.

‘Dat moet u zelf weten, maar kunt u bewijzen dat hij uw kind is?’

‘Hij komt uit mijn buik,’ zeg ik.

‘Documenten?’ zegt hij terwijl hij aan zijn oorlel met drie gaatjes erin krabt. Ondertussen komt zijn collega naast hem staan.

‘Gevalletje moederschap,’ fluistert hij tegen de andere man.

Zijn collega zegt: ‘Heeft u bewijs, mevrouw?’

‘Hoe moet ik bewijzen dat ik zijn moeder ben, een DNA-test?’

‘U heeft toestemming nodig van de tweede ouder om het kind mee op vakantie te nemen en wij hebben een officieel document nodig waarop staat dat u zijn moeder bent,’ legt de tweede man mij duidelijk uit.

‘Gabriel, wie ben ik liefje?’

‘Dat weet ik niet,’ zegt hij zacht.

‘Hier, dat bedoel ik,’ zegt grijze ogen.

‘Hij raakt in de war van jullie – liefje, ik ben toch je mama? Waarom zeg je dat?’

‘Die meneer met dat pistool zegt van niet, dus ik weet het niet,’ zegt Gabriel.

‘Wat voor document moet ik hebben? Zijn vader heb ik al jaren niet gezien. Dit is mijn zoon en ik ga op vakantie, verdomme.’

Twee zwaarbewapende mannen in donkerblauwe pakken komen op ons aflopen.

‘Mevrouw, u zult met ons mee moeten tot we bewijs hebben dat u de moeder bent en het gezag heeft.’

‘Dat kunt u niet maken, meneer. Dit kunt u mij en mijn kind niet aandoen…’

‘Mevrouw, help me,’ zeg ik tegen de lezende vrouw naast mij, maar ze hoort me niet. Ik kijk over haar schouder heen en lees mee in haar boek:

‘Dat kunt u niet maken, meneer. Dit kunt u mij en mijn kind niet aandoen…’ schreeuwt de moeder. Twee zwaarbewapende mannen in donkerblauwe pakken komen op haar aflopen. De moeder roept nog naar de lezende vrouw die naast haar staat, maar zij hoort haar niet. Haar zoon begint te huilen. De vrouw schreeuwt: ‘Ik kan u de geboortefoto’s laten zien.’ Een van de gewapende mannen tilt de jongen op en draagt hem op zijn arm, de jongen voelt aan de gouden glimmende rangtekens op de schouder van man die hem draagt. De opgeschoren douanier zegt: ‘De volgende mag.’

//

Dit verhaal is onderdeel van de onlineserie De Verwachting: Op Vakantie. Verwachtingen, we hebben ze allemaal. Vooral de vakantie blijkt een bron van verwachtingen die anders uit kunnen pakken dan gehoopt. De komende weken delen we hier de al dan niet fictieve vakantieverwachtingen van vijf schrijvers. Dit was het tweede korte verhaal ‘Glimmende rangtekens’ door Nisrine Mbarki.

De illustratie bij deze serie is gemaakt door Milou Trouwborst.