SLAA

SLAA

Interview met SLAA

Lisa Weeda

Interview met SLAA

Lisa Weeda

Wat podiumliteratuur kan zijn
Interview met SLAA

Op de kop van stadsdeel Amsterdam-Noord, in de hoek van café Keppler, zitten drie vrouwen individueel over hun laptop gebogen. Sanne Pieters, rustig, op de hoek van de tafel, handen op haar telefoon en MacBook tegelijk (‘ik kan vanaf hier zien dat de taartjes op die balie niet vegan zijn’); Esther Kuijper in het midden tegen de wand (‘hebben jullie ook geen ingang tot je mail? Ik kan wel op het internet en alles, maar niet in mijn mail’) en daar tegenover Daphne de Heer, in een zwarte parental advisorytrui, een beetje nonchalant achteroverleunend op haar stoel. Maya Shamir komt er zo aan. ‘De scholen staken, ze moet haar kind ergens kwijt.’
Het gezelschap hanteert een intelligente vorm van humor. Cynisme en ironie zijn bij het team van de SLAA aan de orde van de dag, maar verwar deze manier van gespreksvoering niet met een karig potje afzeiken, dat interesseert ze geen bal. Of het nou over vegan eten, de juiste boeken lezen of literair programmeren gaat; er is ruimte voor respectvol discussiëren en praten. Je muil opentrekken, kritisch luisteren en vooruit durven kijken staan centraal, ware het niet zo dat het team, dank God, niet zo marketing-gelikt in de bedrijfsvoering – en het leven, for that matter – staat. Maya is inmiddels binnen, haar grote bos krullen staat zoals de wind buiten beweegt. Maar die glimlach timmer je met nog geen windkracht tien van haar gezicht. Ze gaat naast Daphne zitten. ‘Komen ze hier bedienen? En zijn we al begonnen?’
‘Nee, het ging over eten.’ 

Maya, Esther, Daphne en Sanne. Dat is de opstelling van de SLAA anno 2017, maar zie de organisatie als een voetbalteam: hij houdt niet op te bestaan als de spits naar een andere club vertrekt. ‘Het kan ook weer een andere groep mensen worden,’ zegt Sanne. Daphne vult aan: ‘Bij het afscheid van mijn voorganger Anja zei de bestuursvoorzitter: “Je bent een tijdelijke kapitein.” Er is geen enkele manier waarop ik zou willen zeggen dat ik de SLAA ben.’ Zie de SLAA dan als een organisme, iets wat veranderlijk kan zijn, meebeweegt. In de huidige opstelling geeft de groep vorm aan de stichting op een manier die volgens hen het beste bij deze tijd past: maatschappijkritisch, open voor nieuw initiatief, samenwerking en met veel persoonlijke inbreng. ‘Vorig jaar hebben we de behoefte uitgesproken om nog meer dan voorheen op de actualiteit te zitten.’ Programma’s maken op het scherpst van de snede is het algemene doel. En voor wie een beetje heeft opgelet: die scherpe randen zijn alomaanwezig tegenwoordig. ‘Programma’s over black feminisme, toekomstdenken, literatuur als zelfhulptool, een serie over de positie van zwarte schrijvers.’
Er komt een kan water op tafel, cappuccino, een latte met havermelk, americano, taart, brownie. Tegen Daphne worden grappen gemaakt over een horizontale organisatie. Er komt een vrouw met een hond aan de volgende tafel zitten, iedereen is minstens vier minuten afgeleid. Al slaat de gezelligheid voor je het weet weer om in een serieus gesprek, waarbij iedereen elkaar aanvult, bevraagt en bijvalt. ‘De ontwikkelingen in de literaire programmering zijn soms progressiever dan in de literatuur. De literaire wereld en het boekenvak zijn in vergelijking met andere kunstvormen vrij conservatief. Weinig experiment, de grenzen van taal en verbeelding worden niet heel spectaculair opgezocht. Er wordt niks extreems aangegaan. Het  is voor ons leuk om andere kanten van schrijvers aan te boren, waarbij je blijft opletten of de opdracht ook goed past bij het werk van de schrijver.’ Veel schrijvers zijn fantastische denkers. Daar springt de SLAA het liefst bovenop met opdrachten en samenwerkingen.  

In realtime, in café Keppler, laat Daphne koffie op haar broek vallen. Esther merkt op dat er gister ook al avocado over een spijkerbroek ging. Maya en Sanne manen hen lachend te focussen op het gesprek, dat ging over wat podiumliteratuur was, en wat het nu kan zijn. ‘Het is minder statisch, het is niet meer achter een katheder een lezing geven, waarbij er veel afstand is tot het publiek. Het is heel erg veranderd in vorm en in inhoud, in wie er op het podium staan, er zijn samenwerkingen waar iets heel nieuws uit ontstaat. Op een podium kan een schrijver een progressievere plek innemen. Wij krijgen de kans om in de schrijver te kijken.’
Er waren jaren dat het katheder te pas en te onpas van stal werd gehaald, alles was lezing. Er was een koerswijziging nodig. Toen kwamen Daphne, Maya, Esther, Sanne – niet allemaal tegelijk als een soort bliksemslag, maar wel de juiste personen als een drietrapsraket van een kleine literaire denktank. Rond die tijd sloop er verandering in, al huisde de SLAA nog in De Balie, waar de stichting al 32 jaar kantoor hield op een krappe zolderkamer. ‘We werden continu geassocieerd met De Balie. De SLAA programmeerde lange tijd ook alleen in De Balie, op zich was de verwarring niet heel gek.’ Toen Chris Keulemans in 2014 de Staalvilla van de Tolhuistuin onder de aandacht bracht, was de keuze om te verhuizen snel gemaakt. Hop, weg uit het culturele epicentrum van Amsterdam, met de pont het IJ over.  

‘Je kunt niet meer alleen voor een eenvormig wit hoogopgeleid publiek programmeren op een paar locaties in het centrum. Dan zit je voor eigen parochie te preken. Erger is nog: je loopt achter op de zaak. Je hoort je als culturele instelling enorm te verhouden tot de maatschappelijke ontwikkelingen. Je hoort na te denken, binnen het smalle, elitaire segment dat literatuur kan zijn. Noord past daarbij. Noord is beide werelden.’ Dat klinkt makkelijker gezegd dan gedaan. Je moet ervoor zorgen dat je spreiding hebt en zorgen dat je naar het publiek toe komt. Dat publiek denkt: “Ze vertellen ons niet wat literatuur is, hoe dat werkt en wat we ervan moeten vinden. Ze proberen ons erbij te betrekken.”’
Of ze ook blijven zitten voor de lunch, vraagt Maya. De andere drie knikken simultaan. Daphne moet nog één ding van het hart. Dat de SLAA niet helemaal op zichzelf staat, maar in dienst is van de Gemeente Amsterdam. De groep stemt in. ‘Puntje bij paaltje ben je gewoon door de Gemeente Amsterdam aangewezen om literaire programmering voor de stad te ontwikkelen. We kunnen wel heel leuk autonoom zeggen: nou, wij zijn dit en dat. Maar voor een heel groot deel vinden we dat we in dienst zijn van het publiek hier in de stad. Van Amsterdam. Natuurlijk proberen we daar wel ons eigen stempel op te drukken en hebben we ideeën over wat we willen laten zien. Maar het is een zachte hand. En, hé, de grap is op hetzelfde moment: dit, de SLAA, is ons vier. Alles wat we doen is hyperpersoonlijk. In dat opzicht is het heel erg wij, niet als een ego-ding, maar de handtekening van de programmering is ontzettend persoonlijk. En het is een kwestie van blijven praten, blijven lezen, kijken naar wat er nog meer gebeurt in de culturele sector, op andere podia, met uitgeverijen praten. En soms heel veel drinken. Met een idee op kantoor komen en erover discussiëren. Zien of het aanslaat of doodslaat. Het is altijd een klankbord: hier zit iets in of hier zit niets in. We zijn daarbij uiteindelijk altijd afhankelijk van de potentie van de mensen die we programmeren.’